Alt en bas
>>PDF<<
Een preek bedoeld om te lezen op zondag 7 augustus 1898, gehouden door
C.H. Spurgeon, op zondagavond, 1 april 1883.
De tekst is Lucas 1:53. Hongerigen heeft Hij met goederen vervuld en rijken heeft Hij ledig weggezonden.
Dit lied van Maria is vol van het lieflijke evangelie-onderwijs. Ze was blijkbaar een vrouw, die goed onderwezen was in de goddelijke waarheid en ze moet, hoewel ze jong van jaren was, een diepe ervaring in de dingen van God hebben gehad. Let erop hoe ze de waarheid giet in de vorm van een lied en hierin ligt wijsheid, want we behoren elkaar te onderwijzen en te vermanen “in psalmen en lofzangen en geestelijke liederen”. De waarheid zal nooit beter in het geheugen blijven hangen en indruk op het hart maken, dan wanneer ze wordt uitgesproken in een lied. Zowel de oren van mensen als het denken van mensen scheppen behagen in rijm en ritme; het geheugen begrijpt en onthoudt de waarheid gemakkelijker als het in dichtvorm is dan in iets anders. Daarom doen zij, die de gemeente verrijken met “psalmen en lofzangen en geestelijke liederen”, een goed werk; en u die geen liederen kunt maken, zult er even goed aandoen, als u ze zingt. Laten we het evangelie op muziek zetten; laten we dit vooral doen in ons dagelijkse leven. Ik denk dat de leerstukken van de genade nooit werden bedoeld om er een klaagzang van te maken, maar zij zijn een bijzonder hemels bruiloftslied. De grote waarheden van het evangelie waren nooit bedoeld om op droevige toon te worden verteld, alsof ze verdrietige plechtigheden waren, maar ze zijn bedoeld om ons met blijdschap te vervullen; en als ze onze natuur helemaal doortrekken, zullen ze ons hele leven veranderen in een halleluja en zal elke ademtocht een couplet van een sonnet maken, dat geen einde zal kennen. Steeds wanneer u zich het meest blij voelt in de dingen van God, zorg er dan voor dat u net zo doet als Maria, dat u uw blijdschap hardop zingt en het volk van God bekend maakt, dat de dingen van Christus dingen van vreugde voor u zijn. Gehoorzaam de aansporing van de dichter, –
“Kinderen van de hemelse Koning,
zing een lieflijk gezang tijdens de reis;
Zing de lofprijs, uw Heiland waardig.
Roemrijk in Zijn werken en handelen.”
Ik beveel u het lied van Maria aan om nog een andere reden, – niet alleen maar, omdat ze de waarheid goot in dichtvorm en lied, maar omdat ze van de genade zong, die voor haar nog niet zichtbaar was. Ze had met blijdschap de Koning der heerlijkheid in haar eigen hart gezien; hoewel het beloofde Kind nog niet was geboren, zingt ze vol van geloof: “Mijn ziel maakt groot de Here.” Broeders, er zijn sommigen van u, die zelfs nog niet over genade kunnen zingen, wanneer die al geboren is, maar hier is een vrouw die zingt over nog niet geboren genade. O, wat een geloof is dit! Als u een soortgelijk kostbaar geloof hebt, wat een vreugde zal dat geven in uw leven! Is er vandaag niets om over te zingen? Leen dan een lied van morgen; zing over wat er nog zal komen. Is deze wereld somber? Denk dan aan de volgende. Is het rondom u helemaal donker? Zie dan naar boven, waar ze geen kaars of licht van de zon nodig hebben, want de Here God geeft hen licht. “Nog een klein poosje” en we weten niet hoelang dat “kleine poosje” zal zijn, – en “Hij Die zal komen, komt en zal niet toeven.” Dan zullen de kinderen van het bruiloftsfeest zich verheugen met onuitsprekelijke vreugde, omdat de Bruidegom Zelf is gekomen en de dag van Zijn huwelijk is aangebroken. Ik smeek u, als u stil bent geweest en uw harp aan de wilgen hebt gehangen, die meteen eraf te halen en voor God te zingen en Hem te prijzen voor de heerlijkheid, die nog in ons geopenbaard zal worden, de kostbare dingen, die op voorraad liggen voor hen, die Hem liefhebben, wat geen oog heeft gezien en wat geen oor heeft gehoord, maar die Hij met zekerheid aan ons heeft geopenbaard door Zijn Geest. Zing tot de Here aangaande de genade, die nog niet geboren is; zing deze fijne liederen, die ik zo vaak voor u citeer, –
“Er is een nieuw lied in mijn mond,
op liefdevolle muziek gezet;
Glorie aan U voor al de genade,
die ik nog niet heb geproefd.
Ik heb een erfenis van vreugde,
die ik nog niet kan zien:
De hand, die voor mij bloedde
bewaart deze voor mij.”
Er is iets meer dan dit in het lied van Maria, want het bestaat geheel en al uit wat God heeft gedaan. Laat me een paar verzen voor u lezen: “Hij heeft omgezien naar de lage staat van Zijn dienstmaagd. Hij, die machtig is, heeft grote dingen aan mij gedaan. Hij heeft een krachtig werk gedaan door Zijn arm; Hij heeft hoogmoedigen in de overlegging van hun hart verstrooid. Hij heeft machtigen van de troon gestoten. Hij heeft de hongerigen met goederen vervuld; en rijken heeft Hij ledig weggezonden.” Het gaat allemaal over Hem, ziet u; over alles, wat de Here heeft gedaan.
Als ik een lied over mijzelf moest schrijven, – hm! – wel, dan is dat alles wat ik kon schrijven; en als u een lied over uzelf moest schrijven, zou het een miserabel, jammerlijk deuntje worden, als het de waarheid sprak. Ik hoop, dat u het niet zou willen zingen, als het niet de waarheid was. De liederen van sommige mensen gaan helemaal over henzelf en ze zijn erg armzalig. Ik hoorde onlangs van een broeder, die een toespraak had gehouden en iemand zei me: “Zou je graag een volledig verslag van zijn toespraak willen hebben?” Ik zei: “Ja”, want ik was nieuwsgierig om te horen wat hij zou zeggen. De vriend zei: “Ik was er en heb een volledig verslag van zijn toespraak gemaakt; hier is het.” Hij gaf het me. Er stond niets anders op dan één grote hoofdletter “I” (ik). Ik heb sommige mensen gekend die op zo’n manier zouden spreken en zingen, maar die kaarsrechte letter “I”(ik) is een erg armzalig lied. Hoe minder we er over zingen, hoe beter. Er staat niet zo’n noot in de gehele toonladder, dus laten we nooit proberen die te zingen, maar wanneer we zingen, laten we dan voor de Here zingen en laat ons lied gaan over wat Hij heeft gedaan.
Waar zullen we dan mee beginnen? Laten we beginnen met eeuwige liefde. “Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde: daarom heb Ik u met barmhartigheid getrokken.” Waar zullen we eindigen? Wel, er kan aan dit lied geen einde komen, want de genadegaven van de Here zijn elke morgen nieuw; groot is Zijn trouw en Zijn goedertierenheid voor Zijn volk kent nooit een pauze, laat staan een einde. Daarom, wanneer we beginnen te zingen van wat Hij doet, laten we dan doorgaan het opnieuw te zingen en nog een keer en nog een keer en nog een keer, maar laten we nooit de melodie bederven door zo laag te zingen over wat wij hebben gedaan, of door nog wat lof of eer aan te bieden aan de mensenkinderen.
Zie dan, kinderen Gods, wat een voorbeeld Maria u geeft. Zet de waarheid om in een lied; zing van nog niet geboren genade. Zing van wat de Here heeft gedaan en in eeuwigheid zal blijven doen.
Nu komen we bij het couplet van Maria’s lied dat onze tekst vormt. Er zijn twee partijen in haar muziek. “Hij heeft de hongerigen met goederen vervuld”: dat is de melodie, of misschien kunnen we zeggen, de alt. “En de rijken heeft Hij ledig weggezonden”: dat is de bas. Omdat we van plan zijn de bas zacht te laten klinken en het andere deel meer nadruk te geven, zullen we eerst de bas nemen en dan daarna de alt.
I. Ten eerste dan, hier is DE BAS: “De rijke heeft Hij ledig weggezonden.”
Zijn er in geestelijke zin zulke mensen in de wereld? Ja; zo nu en dan komen we ze tegen. Ze zijn niet echt rijk, ze zijn naakt en arm en ellendig, maar ze zijn rijk in hun eigen achting en ze denken niets nodig te hebben. Ze hebben de wet vanaf hun jeugd gehouden; of, als ze dat niet hebben gedaan, dan hebben ze iets gedaan wat net zo goed was. Ze zijn vol genade en soms verbazen ze zich erover dat ze zoveel kunnen bevatten. Ze zijn zo goed als ze ooit zouden kunnen zijn, ze weten nauwelijks hoe ze het vol moeten houden in het gezelschap van bepaalde christenen, vooral van diegenen, die treurenden zijn in Sion, die klagen over hun zonde en hun gescheiden zijn van God. Ze hebben geen geduld met deze mensen. Zij staan op zichzelf, net als hij, die Farizeeër werd genoemd en die naar de tempel ging om te bidden; terwijl ze anderen belijdenis van zonde horen doen, zeggen zij trots: “Here, we danken U dat we niet zijn zoals de andere mensen.” Erg superieure mensen zijn ze inderdaad, – soms in hun opleiding, – soms in rang en positie, – soms in het gewicht van hun geldzakken, maar in elk geval, inderdaad erg superieur, – de “aristocratie” van de maatschappij. Ze zijn geestelijk en moreel rijk voor God; dat denken ze.
Wat doet de Here met zulke mensen? Maria zegt, dat Hij ze ledig wegstuurt. Ze dachten werkelijk, dat Hij naar hen toe zou komen; ze zijn zo respectabel, dat ze er aan gewend zijn, dat men hen naloopt. Ze zijn enorm verbaasd, dat Jezus van Nazareth niet meteen voor hen buigt en hen bedankt, dat ze Hem begunstigen. In plaats daarvan stuurt Hij hen ledig weg. Hij heeft niets van hen nodig en terwijl ze in zo’n toestand zijn, heeft Hij niets voor hen. Ze moeten weggaan, met dit woord in hun oren: “Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar om zondaren tot bekering op te roepen.” Zo stuurt Hij ze weg. Geeft Hij ze nog iets, terwijl ze gaan? Nee, Hij stuurt hen ledig weg, Hij geeft hen geen troost, geen vreugde, – en zeker geen vleierij, want Zijn lippen zijn lippen van waarheid, – niet van bemoediging, want het is Zijn ambt om de machtigen van hun troon te stoten en de heerlijkheid van alle menselijke roem te bederven en in het stof te werpen. Hij stuurt hen ledig weg. Lijkt u dit een harde behandeling? Maria dacht er niet zo over; zij zong erover, zij was er blij om en ik ook. “Waarom?” zegt u. Waarom?
Wel, ten eerste, hoe zou Christus deze mensen kunnen vullen? Ze zijn al vol. Wat kan Christus doen voor een mens, die geen zonde heeft? Hij kwam met het doel om Zijn volk te redden uit hun zonden, maar als we geen zonden hebben, dan heeft Hij niets met ons te maken. Hoe zal Christus brood zijn voor een mens, die niet hongerig is? Hoe zal Hij leven zijn voor een mens, die leven in zichzelf heeft? Hoe zal Hij de Alfa en de Omega van de redding van een mens zijn, die zelf de eerste en de laatste is en die zijn eigen redding begint en uitvoert? Nee, een dokter gaat geen mens genezen, die niet ziek is en Christus geeft Zijn aalmoes niet weg aan diegenen, die niet behoeftig zijn. Wanneer Hij een feest geeft, dan is het voor de armen en de hongerigen, want zij kunnen Hem niet vergoeden, behalve door aan Hem hun dankbaarheid en hun liefde te geven. Daarom is het goed, aangezien Christus niets kan doen voor deze rijke mensen in hun huidige toestand, dat Hij hen ledig weg stuurt.
En vervolgens, wat voor eer zou Christus hebben, als Hij hen zou vullen? Degenen, die vol zijn, vullen, is geen grote prestatie. Gezonden genezen, is geen grote zege. Hen redden, die al gered zijn, is zeker een overbodigheid. Gerechtigheid geven aan diegenen, die al rechtvaardig zijn, is belachelijk en eeuwig leven vinden voor diegenen, die helemaal het leven hebben wat ze nodig hebben, is een absurditeit. Het is dan goed, dat zij, die zo vol zijn, leeg worden weggestuurd. Ze kunnen niet worden gevuld en als ze dat wel zouden kunnen, zou er helemaal geen eer voor Christus zijn door hen te vullen.
Vervolgens, veronderstel dat Christus iets voor hen zou doen, dan zou Zijn rijkdom en de hunne met elkaar gemengd moeten worden. Dat zou nooit kunnen – menselijke verdiensten en de verdiensten van Christus naast elkaar geplaatst van gelijke waarde. Wie denkt eraan om een vod te naaien aan een koninklijke mantel, een vod dat van een mesthoop is gehaald? En toch, wat doen zij anders, zij die denken dat ze hun eigen gerechtigheid kunnen toevoegen aan de gerechtigheid van Christus? Nee meneer, als u rijk bent en vele goederen hebt, dan zou u alleen maar de goederen van Christus in uw voorraad willen opnemen om ze naast uw eigen goederen te leggen; wat zou dat een afgang zijn voor de gerechtigheid van Christus om zij aan zij te liggen met die van u, alsof het niet meer waarde had. U zou boven uw deur de naam van uw firma moeten ophangen “Ik en Christus” en de redding zou het werk zijn van uzelf en ook van de Heiland en u zou willen delen in de eer. Nee, nee, dat kan nooit; stuur die man ledig weg, die de brutaliteit heeft om te denken dat hij iets van zichzelf kan toevoegen aan de verdiensten van Christus, de enige Redder.
En nogmaals, terecht kunnen zulke mensen ledig worden weggestuurd. We mogen er wel bijna blij om zijn en er over zingen, als we zien wat ze doen. Als iemand niet echt redding nodig heeft en hij leest de bijbel of hoort een toespraak, dan bekritiseert hij de stijl ervan. Wanneer sommige heren uit dineren gaan, zijn ze druk bezig de tafel en de versieringen, waarmee het is versierd, onder de loep te nemen; ze letten op de obers en bekritiseren elk gerecht, dat wordt opgediend. O, hoe nauwkeurig proeven ze alles, want het zijn echte deskundigen en alles moet zeer verzorgd zijn om hen te behagen. Maar wanneer u en ik thuiskomen na een dag werken, doen we niet moeilijk over dat soort dingen; we hebben iets nodig om te eten en zijn dankbaar, dat we het krijgen. Zij, die geen eetlust hebben wat betreft Christus, beginnen eerst hier op te vitten en dan daarop en zelfs de bijbel is niet goed genoeg voor hen; ze willen dit aangepast hebben en dat veranderd. Wat betreft de armzalige preken, gepredikt door sterfelijke mensen, past dit ene niet bij hen en dat andere past niet bij hen en niets kan hen behagen. Er zijn sommige kinderen, die altijd kritiek hebben op hun eten en de vader zegt: “Ach, mijn jongen, als je een week naar het armenhuis werd gestuurd en daar op water en brood zat, dan geef ik je de verzekering, dat je dat goede voedsel zult eten; je zult dan eetlust hebben!” Zo stuurt Christus deze mensen weg, wanneer ze aan Zijn tafel zitten en elk hapje van het hemelse voedsel van alle kanten bekijken. Dat is hun verdiende loon, want zij verknoeien de maaltijd voor diegenen, die ervan willen genieten.
En behalve dat, zij bekritiseren niet alleen, maar zijn ook bezig met haarkloverijen. Predik de leer van de genade aan iemand, die nooit een ervaring van zonde heeft gehad en hij zegt: “Ik geloof niet in het calvinisme.” Vertel hem van de soevereiniteit van God, wat een aangenaam hapje is voor Gods eigen volk, en hij zegt: “Ik, ik, ik – ik geloof niet in die leer. Ik denk, dat er nog wat verdienste ligt in het schepsel, – één of ander voorkeursrecht bij de gevallen mensheid op de goedheid van God.” Salomo zei: “Voor de hongerige ziel is zelfs het bittere zoet”, maar voor iemand, die zo vol verwaandheid is, zit er niets in het evangelie dat goed genoeg is; dus snuift hij minachtend om het ene en spot ermee en zegt “bah” tegen het andere en als u de boter op een vorstelijke schaal legt, zoals kinderen het graag zien, dan wil hij het niet hebben. Daarom wil Christus hem niet hebben; Hij stuurt hem ledig weg.
Ik weet niet of het niet het allerbeste is, dat met sommige van diegenen zou kunnen gebeuren, die zichzelf rijk vinden, dat ze ledig zouden worden weggestuurd, want als ze eenmaal hun ledigheid ervaarden, zouden ze op een geheel andere manier tot Christus komen en dan zouden ze zich aansluiten bij Maria in het lied: “Hij heeft de hongerigen vervuld met goederen.” Als iemand van u tevreden is met zijn eigen goedheid, – en misschien zijn hier sommige van zulke mensen, – dan wil ik u herinneren aan wat de boer zei tot meneer Hervey. Toen meneer Hervey de predikant van de gemeente was geworden, deed hij de ronde en sprak met zijn gemeenteleden. Hij vroeg aan een ploeger: “Wat moeten we overwinnen om in de hemel te komen?” “Wel meneer,” antwoordde hij, “u bent geestelijke en ik denk dat u mij dat moet vertellen en mij niet moet vragen om u dat te vertellen.” “Wel,” zei meneer Hervey, “ik denk dat het moeilijkste om te overwinnen het zondige ‘ik’ is.” “Pardon,” zei de ploeger, “maar ik heb iets gevonden wat nog moeilijker is dan dat.” “Wat is dat?” vroeg meneer Hervey. “Mijn rechtvaardige ‘ik’ overwinnen,” antwoordde de man en dat is, geloof ik, een zeer ernstige waarheid. In het geval van sommigen van u, ben ik veel banger voor uw eigengerechtigheid, dan ik bang ben voor uw ongerechtigheid. Eén ding weet ik, Christus heeft meer op met onze zonden dan met onze gerechtigheid, want Hij gaf Zichzelf voor onze zonden, maar ik hoorde nooit dat Hij Zichzelf gaf voor onze gerechtigheid. Door Zijn zeer kostbare bloed, heeft Hij de zonden van allen, die op Hem vertrouwen, weggedaan, maar zorg ervoor dat uw eigengerechtigheid niet gaat staan tussen u en de Heiland, want als dat gebeurt, zult u bij de rijken horen, die Hij ledig zal wegsturen. Maak uw zakken leeg en maak uzelf arm; ik bedoel niet wat betreft geld, maar in de geest. Verootmoedig u tot geestelijke armoede en bedelarij, want dat is de enige manier om bij geestelijke rijkdom te komen.
Tot zover de bas: “De rijken heeft Hij ledig weggezonden.”
II. Nu komen we bij DE ALT van dit lied van Maria: “Hij heeft de hongerigen met goederen vervuld.” Ik heb niet veel minuten meer over, dus zal ik mijn gedachten heel compact weergeven.
Ten eerste, hier is een uitgekozen gezelschap: “Hij heeft de hongerigen met goederen vervuld.” Wie zijn de hongerigen? Wel, het zijn de mannen en vrouwen vol verlangen naar geestelijke zegeningen; ze verlangen altijd naar goede dingen. Ze zeggen niet zoveel over wat ze denken, maar ze hebben een groot verlangen naar veel dingen, die ze tot nu toe niet bezitten. Verlangt u ernaar, geliefde vriend, om gered te worden? Verlangt u ernaar om door het geloof op Christus te zien? Verlangt u ernaar om geheiligd te worden? Verlangt u ernaar om te groeien in genade? Dan hoort u bij de hongerigen.
Maar honger is meer dan een verlangen; het is een eetlust; het is een hunkering, geboren uit harde noodzaak. Een mens moet eten of hij moet sterven; daarom is honger niet een verlangen, dat hij aan de kant kan leggen. Bent u in zo’n toestand van het hart terecht gekomen dat u Christus moet hebben of sterven, – dat u genade moet hebben of verloren gaan? Dat u vergeven moet worden of in de hel geworpen? En begint u nu werkelijk te hongeren en dorsten naar de gerechtigheid die in Christus is? Als dat zo is, bent u bij de mensen, die Hij met goederen zal vullen.
De hongerige mens raakt soms uitgeput. Hij kan zijn gordel aanhalen om te proberen het geknaag van de innerlijke wolf te stoppen, maar dat kan zo niet worden tegengehouden en hij komt zover, dat hij ervaart dat hij geen kracht heeft en al aan het ontbinden is. Ervaart u dat zo? Hebt u zo hard genade nodig, dat u nauwelijks weet hoe u erom moet vragen; bent u zo zwak geworden, bent u zo laag gezonken? Wel, ik ben er blij om; u bent bij de eersten van hen, die Christus met goederen zal vullen.
De hongerige mens is vaak een veracht mens. Ze zeggen van zo iemand: “Ach, hij ziet er zo mager en hongerig uit!” Mensen gaan niet graag om met mensen die erg hongerig zijn. Ze zeggen: “Ach, een arme bedelaar! Ik wil niet zijn waar hij is.” U hebt dat wel eens horen zeggen, nietwaar? En dat is nu precies wat mensen zeggen van hen, die geestelijke honger hebben. “Erg ongezellig is die man. Onlangs zat hij in de kamer, waar we met z’n allen aan het grappen maken waren en hij zuchtte de hele tijd. Hij heeft niets vrolijks over zich, hij zit in z’n eentje in de hoek, of hij gaat alleen naar zijn eigen kamer; hij begint te huilen en zegt dat hij een verloren mens is, als God hem niet genadig is.” Aha, dat is de man voor mij! Ik zou wel de hele nacht willen opzitten, wel zeven achtereenvolgende nachten, denk ik, om dat soort mensen te ontmoeten. Zij zijn het soort, waarvoor Christus stierf; zij zijn het soort dat Christus graag zou voeden: “Hij heeft de hongerigen vervuld met goederen.”
En u weet dat, wanneer een mens heel erg arm en hongerig wordt, niet alleen de mensen klein van hem denken, maar dat hij in het algemeen klein van zichzelf denkt. Wanneer het brood uit de mens is, is de geest er ook uit; hij gaat al vastend de straat op en neer om te proberen een plaats te vinden, waar hij kan bedelen om een stuk brood; hij “zit helemaal aan de grond”, zegt men. Is hier iemand, die geestelijk “helemaal aan de grond zit”, waar het geestelijk helemaal mee afgelopen is? Arm schepsel, u bent degene die Christus kan redden: u bent het soort waarvoor het feestmaal van liefde is toebereid, uw leegheid is datgene wat Christus zoekt: “Hij heeft de hongerigen vervuld met goederen.” Hij heeft dit gedaan sedert Maria ervan zong; Hij heeft dit gedaan in het geval van velen, die nu hier aanwezig zijn en Hij staat klaar om het voor u te doen. Doe slechts uw mond wijd open, opdat Hij die kan vullen en stel uw vertrouwen op Hem en u zult worden vervuld met goederen. Dit is het eerste deel van dit fijne lied, – het uitverkoren gezelschap, “de hongerigen”.
Let vervolgens op het heerlijke voedsel: “Hij heeft de hongerigen met goederen vervuld. Maria zou gezegd kunnen hebben: “Hij heeft de hongerigen met het beste van de dingen vervuld.” Zie wat voor goede dingen Christus legt in de mond van de hongerige mens. “Here,” zegt hij, “ik ben een zondaar; ik heb vergeving nodig.” Christus antwoordt: “Ik heb uw overtredingen als door een dikke wolk onzichtbaar gemaakt en uw zonden als door een wolk. “ Is dat geen goed voedsel om in de mond van hongerigen te leggen? “Here,” zegt hij, “ik heb vernieuwing nodig, ik heb een verandering van het hart nodig.” De Here antwoordt: “Een nieuw hart zal Ik u ook geven en een nieuwe geest zal Ik in uw binnenste leggen en Ik zal het stenen hart uit uw lichaam wegnemen en Ik zal u een hart van vlees geven.” Zeker is dat iets goeds om zijn mond mee te vullen. “Maar Here, als ik gered ben, dan ben ik zo zwak dat ik niet weet hoe ik stand zal houden.” “Uw schoenen zullen zijn als ijzer en koper en als uw dagen, zo zal uw kracht zijn.” Is dat niet een goede hap om daar de mond mee te vullen? “Ah, Here!” zegt hij, “ik ben geneigd af te dwalen en ik vrees dat ik weer de verkeerde weg op zal gaan.” “Ik zal Mijn vrees in uw hart leggen, opdat ge niet van Mij afwijkt.” Oh, is dat geen heerlijke hap om zijn mond mee te vullen? Er is zo geen behoefte, waarmee een arme hulpbehoevende zondaar kan zitten, of er is in Christus in voorzien. Luister, arme hongerige mens! Al het voedsel dat u tussen hier en de hemel nodig hebt, ligt opgeslagen in Christus, – het beste voedsel; juist het voedsel dat uw zieke bezwijmende, onmachtige geest nodig heeft, ligt in Hem op voorraad. Hoe lieflijk is dit lied! “Hij heeft de hongerigen met goederen vervuld.”
Het derde punt wat opgemerkt dient te worden, is dit, de volledigheid van deze voorraad: “Hij heeft de hongerigen met goederen vervuld.” Het is een goede zaak om een hongerig mens iets te eten en te drinken te geven, zodat zijn maag het even een poosje volhoudt, maar dat is niet de manier waarop Christus de hongerigen voedt: “Hij heeft de hongerigen met goederen vervuld.” Ik doe een beroep op diegenen van u, die hier aanwezig zijn en die eenmaal hongerig waren en tot Christus kwamen; hoe heeft Christus u behandeld, mijn broeders? Heeft hij u maar een klein beetje geestelijk voedsel gegeven, of heeft Hij u met goederen vervuld? Ik denk dat ik u hoor zeggen: “Meneer, nu ik Christus heb om van te leven, heb ik verder niets meer nodig. Er is niets buiten de grote cirkel van Christus wat ik me mogelijkerwijs zou kunnen wensen, Hij is alles wat ik nodig heb, alles wat ik verlang, alles wat ik me kan voorstellen, alles voor het leven en alles voor de dood, alles voor deze wereld en alles voor de toekomende wereld.” Ik vraag u: “Bent u volmaakt tevreden met Christus?” “Ja!” zegt u, “ik wil niemand anders dan Christus. Hij is mijn Al in al.” Ah, mijn broeder! Ik kan ook zo spreken als u spreekt. Er is een intense vreugde in de mens, die Christus heeft ontvangen. Hij heeft niet alleen genoeg, maar soms stroomt hij zo over van voldoening, dat hij niet weet hoe hij zijn verhaal aan anderen zal vertellen en hij verlangt naar de tijd, wanneer hij in de hemel zal komen en wanneer de band van zijn tong zal worden losgemaakt en hij de engelen zal aanhouden, wanneer ze over de gouden straat lopen en hij zal zeggen: “Ik smeek u, schitterende geest, wacht even en laat me u vertellen wat Christus voor mij deed, want Hij heeft me boordevol vervuld met Zijn eigen geliefde Ik en met Zijn oneindige liefde. Hij heeft mij gevoed, totdat ik niet meer nodig had.” Is dat niet een heerlijk woord? “Hij heeft de hongerigen met goederen vervuld.”
Nu, tot slot, dit lied vertelt ons van de heerlijke Weldoener: “HIJ heeft de hongerigen met goederen vervuld.” Het is God, Die het allemaal doet. Hij voorziet in het feest. Hij nodigt de gasten uit. Hij brengt ze bij de tafel. Hij geeft hen de eetlust, Hij geeft hen de macht om te ontvangen wat Hij heeft klaargemaakt. Hij is het, Die de hongerigen vervuld met goederen. Ik ben er zo blij om, want ik ken een paar arme hongerige zielen, die zichzelf nog niet eens kunnen voeden, maar de Here kan hen vervullen met goederen. We hebben hen bij de tafel gebracht, die beladen is met geestelijke lekkernijen, en toch heeft hun ziel een afkeer van allerlei soort eten en zijn ze de poorten van de dood nabij. Maar wanneer geen prediker u kan voeden, kan God het wel; en wanneer uw eigen ziel zich lijkt af te wenden van hemelse troost, totdat u met de psalmist zegt: “Mijn ziel weigerde zich te laten troosten”, dan kan de Here, de Heilige Geest, de Trooster, de waarheid tot uw hart laten doordringen, totdat u zegt: “Hij heeft het gedaan. Hij heeft het gedaan. Hij heeft de hongerige vervuld met goederen.”
Als ik de tijd en de kracht had, zou ik graag dat woordje, Hij, – Hij, – HIJ, willen nemen en het willen uitspreken als met het geluid van een trompet: “HIJ heeft de hongerigen met goederen vervuld.” Wie heeft de aarde en de hemel gemaakt en hen vervuld met licht en glorie? Het antwoord is: “Hij heeft het gedaan.” Het was de Here alleen, Die Zijn volk redde uit hun zonden, Die de losprijs betaalde, Die met hun tegenstanders worstelde en hen onder Zijn voeten vertrad, zoals de druiven worden getreden in de wijnpers. “Hij heeft het gedaan. HIJ heeft het gedaan.” Aan Zijn naam zij al de eer! Wie begon het goede werk in u, mijn broeder, mijn zuster in Christus? Wie heeft het tot nu toe uitgevoerd? Wie zal het voltooien? Als donderslagen, hoor ik het antwoord van al de verlosten, die voor de troon zijn – “HIJ, HIJ, HIJ heeft het gedaan en Zijn naam zij eer en heerlijkheid, voor eeuwig en eeuwig!”
Ga tot Hem, zondaren! Ga tot Hem, hongerige zielen. Ga tot Hem, dorstigen. Ga tot Hem door een eenvoudig kinderlijk geloof en dan zult u komen en zich bij ons voegen in het lied: “Hij heeft de hongerigen met goederen vervuld, en de rijken heeft Hij ledig weggezonden.” De Here zegenen u, ter wille van Zijn geliefde Zoon! Amen.