Selecteer een pagina

Afrikaanse vrouwen bidden

>>PDF<<

Het is biddag in Afrika.

Mijn gedachten gaan van plaats naar plaats. Naar alle plaatsen waar ik met mijn Afrikaanse zusters samen heb mogen bidden.

Nu ben ik ver bij hen vandaan, maar toch geestelijk nauw met hen verbonden.

Wij allen staan voor Gods troon. Voor Hém zijn wij hetzelfde, waar wij ook wonen en welke taal wij spreken.

Ik zie de volle kerken in de steden van Zuid-Afrika voor me.

Veel vrouwen die hier met elkaar bidden, voeren een zware strijd om in leven te blijven en hun gezinnen te verzorgen. Ze zijn vaak heel alleen in de grote stad. Hun mannen houden van drank en laten de zorg voor de kinderen en het beheer over het huishouden over aan hun vrouwen. De kinderen zijn vroeg zelfstandig, duiken onder in de grote stad en tevergeefs is meestal het zoeken en navragen van de bezorgde verdrietige moeder.

Maar vandaag komen zij samen. Niet alleen om hun eigen nood voor God te brengen; zij denken vooral in hun voorbidden aan anderen, die het nog veel zwaarder hebben.

Wij hebben alle vrouwen in onze gemeenten en hun bijzondere omstandigheden gekend. Telkens zijn wij hiervan diep onder de indruk geraakt, hoe ieder probeerde de eigen verlangens en problemen op de achtergrond te houden.

Ik herinner me de gebedsdag van de Afrikaanse vrouwen in het jaar 1947 in Kaapstad. In een grote kerk kwamen wij samen. Basotho’s, Xhosa’ s, Zoeloes, kleurlingen en blanken.

De eigen nood scheen vergeten te zijn. Weet u voor wie die zwarte zusters baden?

Voor de vrouwen in Duitsland en Engeland. Voor allen die nog onder de gevolgen van de oorlog te lijden hadden.

Ook in Midden-Afrika zie ik in gedachten vrouwen bidden. Op de zendingsposten, op de buitenposten, in de schaduw van een boom.

Of met z’ n tweeën of drieën aan het bed van een zieke die niet naar het gebedsuur kon gaan.    .

Groot is het verlangen van deze Afrikaanse vrouwen, om samen met gelijkgezinden te bidden. Vaak lopen ze een halve nacht naar de zendingspost om niet te ontbreken als hun zusters samen­komen voor Gods aangezicht. Waarom?

Waarom ligt dat gebed hun zo na aan het hart?

Wel, omdat die christenvrouwen in Afrika in dat gebed gelóven! Omdat zij weten, dat dat gebed een mácht is en een geschenk van God.

Ik heb het in Afrika beleefd, dat zusters nooit hun hut of huis verlieten zonder eerst gebeden te hebben.

Bidt zonder ophouden (1 Thess. 5:17)

Dit woord is voor één van onze Afrikaanse christenvrouwen geen probleem. Hanna vindt altijd en overal gelegenheid te bidden.

‘s Morgens gaat ze een beetje vroeger op weg om water te scheppen dan de andere vrouwen. Dat doet ze om op de weg alleen te zijn. Onderweg spreekt zij met God. Die weg is lang en vermoeiend. ‘Maar sinds ik hem biddend ga, lijkt het maar heel kort’, zegt ze.

Ja, eens is ze zo te ver gelopen!

Ze had haar Hemelse Vader zo veel te zeggen, dat ze dat helemaal niet merkte. Ze was veel verder gelopen dan nodig was.

Zo ondervindt ze geen vermoeidheid bij het water halen. Omdat ze haar weg met Hém gaat.

En zo wat gij begeren zult in Mijn Naam, dat zal ik doen

            (Joh. 14:13)

Elisabeth uit Malawi heeft de waarheid hiervan ervaren.

Reeds als jong meisje leerde zij de Heiland kennen.

Haar familie en vrienden doen alles om haar van haar geloof af te brengen.

Toch blijft ze trouw en de Here laat haar niet in de steek. En zo is zij, waar zij zich ook bevindt, een getuigenis van Hém.

Dan komt de grote beproeving.

Het heeft lange tijd niet meer geregend. Alles is verdord, er heerst hongersnood in deze streek. .

De hoofdman van het dorp laat de tovenaar komen om van hem te horen waarom de regengod zo boos op hen is. Alle dorpsbewoners zullen samenkomen om het oordeel van de tovenaar te horen.

Elisabeth is in haar argeloosheid ook naar deze vergadering gekomen. Ze heeft haar zuster meegebracht. Maar als ze merken waar het om gaat, verlaten zij samen de plaats van samenkomst. Zij willen daarmee zeggen, dat zij met de heidense goden en ge­bruiken niets te maken willen hebben.

De hoofdman wordt woedend en de dorpsgenoten zijn ontzet over zo’n brutaliteit. Een aantal mensen gaat naar hen toe als de vergadering afgelopen is en zij zeggen: ‘Als jullie onze goden verachten, zeg dan wat jullie God doen kan! Als Hij het morgen­vroeg, als de zon opgaat, niet laat regenen, offeren wij u aan de regengod. ‘

Wat doet Elisabeth nu? Zij gaat met haar zuster in haar hut en zij bidden.

Zij bidden tot middernacht. Dan gaan ze naar buiten en kijken naar de lucht.

Geen wolkje is er te zien.

Toch zijn ze vol vertrouwen.

Zij gaan in de hut terug en zingen lofzangen en dankliederen tot eer van God.

Zó zingen ze, dat ze niet merken hoe buiten de regen ruist, nog vóór de zon opgaat.

De heidenen zijn door dit gebeuren helemaal van streek. Lachend en blij, gelaten onder de woorden die de heidense omgeving tot hen heeft gesproken, vertelt Elisabeth wat er gebeurd is.

‘Ben je niet erg verbaasd over Gods ingrijpen?’ vraag ik haar. Elisabeth ziet mij licht verwijtend aan: ‘Als u verbaasd bent’, zegt ze, ‘kent u God niet als de hoorder der gebeden.’

Houdt aan in het gebed (Rom. 12:12)

Doen wij dat?

Hoe snel worden wij moe, geven we het op en zeggen we: ‘God verhoort mijn gebed toch niet’.

Luister eens naar het verhaal van Ndanatsewa uit Zuid-Rhodesië (Zimbabwe). Zij heeft tien jaren lang voor haar vader gebeden. Deze vader is een beroemde medicijnman. Van ver komen de mensen naar hem toe om medicijnen en wondermiddelen te halen. Als ze komen, geeft hij hun een middel om gezond te blijven: een stukje hout dat zij om de hals hangen. Dat moet hen bewaren voor ziekte. Hij geeft hun ook iets waardoor de oogst rijk zal uitvallen – en het gebeurt nog ook!!!

Hij is een groot man.

Maar zijn dochter kent de Here Jezus. En sinds de dag dat Hij in haar leven gekomen is, bidt zij voor haar vader.

Zij woont in de zendingspost. Iedere keer als de zendeling weggaat om in het dorp van de tovenaar een kerkdienst te houden, wacht zij biddend op zijn terugkeer. Haar eerste vraag is dan: ‘Was mijn vader erbij?’

Telkens weer moet de zendeling haar teleurstellen.

Het ziet ernaar uit, dat de vader van Ndanatsewa nooit de weg naar Jezus zal vinden.

De dochter houdt toch onvermoeibaar aan met bidden. Tien jaar lang bidt zij vol vertrouwen om de redding van haar vader. En dan gebeurt het!

Op een dag komt hij in het bescheiden kerkje.

Hij stapt binnen als de grote machtige tovenaar, uit de hoogte en zelfbewust.

Hij luistert. En het Woord van God, dat als een hamer is die rotsen stuk slaat, doet zijn werk.

De grote toverdokter breekt stuk. Hij komt naar voren en vraagt de prediker steeds weer dat ene: ‘Is er voor mij genade? Ziet, er kleeft bloed aan mijn handen. Is er nog genade voor mij?’

Ja, er is óók voor hem genade. Ook voor zijn bloedrode zonden is Jezus gestorven.

Als nieuw mens verlaat de vader van de trouwe bidster de kerk.

Hij gaat naar zijn dorp, neemt een oud stuk ijzer en slaat daarop. Op deze manier roept hij de dorpsbewoners bij elkaar. Als ze aangehold komen om te horen wat de grote tovenaar hun te zeggen heeft, verkondigt hij: ‘Ik heb altijd de duivel gediend. Vanaf dit ogenblik dien ik de ware God en Zijn Zoon Jezus Christus.’ Daarna smeekt hij een jonge man iets uit de Bijbel voor te lezen, omdat hij zelf niet lezen kan. En tenslotte bidt de medicijnman, die tevoren nog nooit eerder gebeden heeft.

Hij smeekt om redding voor het volk, dat door hem op een dwaalspoor gebracht is.

Als de zendeling die avond naar huis komt, loopt Ndanatsewa hem tegemoet.

Haar ogen stralen. Nog vóór de man haar iets vertellen kan, roept zij: ‘Vandaag heeft mijn vader de Here Jezus aangenomen.’

Werkelijk, niemand heeft haar daarvan iets gezegd. Zij vertelt ons dat zij die morgen met een zwaar hart aan het werk gegaan is. Toen hoorde ze een stem die zei: ‘Ga heen en bidt’, Op dat moment heeft ze alles laten staan, is naar haar kamertje gegaan en heeft gebeden. Onder het bidden is toen een grote vreugde in haar hart gekomen, tegelijk met de wetenschap dat haar vader nu gered is. In datzelfde uur is het ook gebeurd, dat de tovenaar zich in de kerk aan God uitgeleverd heeft.

Deze voormalige volksverleider is een bruikbaar werktuig van God geworden. Velen zijn door hem tot geloof gekomen.

Eénmaal mocht ik hem horen bidden. Dit was voor mij een onvergetelijk moment.

Hoewel ik er geen woord van verstond – iedere zwarte stam spreekt immers een eigen taal- voelde ik de tegenwoordigheid van God als nooit tevoren.

Een vrouw heeft gebeden – tien jaar lang – en God heeft uiteindelijk op Zijn tijd verhoord.

In de geest zie ik een grote schare van zulke gelovige bidsters uit Afrika voor mij.

Ik dank God voor deze vrouwen!

Door hen heb ik ervaren dat bidden een macht is.

En wij in Europa?

Zijn wij dat bidden reeds verleerd?

Ik heb aan die zwarte vrouwen zoveel te danken.

Ik ben naar hen toe gegaan met de blijmoedige gedachte dat ik hen nog veel kon bijbrengen.

Maar wanneer ik nu op die jaren van mijn dienst daar terug kijk, moet ik bekennen dat ik van hén veel meer ontvangen en geleerd heb dan zij van mij.

Vóór alles heb ik aan hen gezien, dat zij geheel en al ernst maken met Christus en dat het gebed een grote plaats in hun leven inneemt.

Bron: Tot Eer van Zijn Naam door A.M. Pronk-Oudshoorn/Inge Helmig-Mosel, Amsterdam 1982
© A.M. Pronk-Oudshoorn. Putten