Selecteer een pagina

Abrams roeping of, halverwege en heel de weg              

>>PDF<<

Een toespraak gehouden op zondagochtend 26 februari 1888 door C.H. Spurgeon.

Genesis 11:31: En Terach nam zijn zoon Abram en Lot, de zoon van Haran, zijn kleinzoon, en Saraï, zijn schoondochter, de vrouw van zijn zoon Abram; en hij deed hen wegtrekken uit Ur der Chaldeeën om te gaan naar het land Kanaän, en zij kwamen te Haran en bleven daar.

Genesis 12:5: Abram nu nam zijn vrouw Saraï en Lot, zijns broeders zoon, en al hun have, die zij verworven hadden, en de lieden, die zij in Haran verkregen hadden, en zij trokken uit om te gaan naar het land Kanaän, en zij kwamen in het land Kanaän.

Na de zondvloed, toen de mensen begonnen waren zich te vermenigvuldigen en toenamen op aarde, duurde het niet lang of ze wendden zich af van de levende en ware God. Eerst wandelden de zonen van Noach in het licht van de Goddelijke kennis, hoewel zelfs onder hen een slechte afstammeling werd gevonden. Toen ze verspreid werden over heel de aarde na de spraakverwarring in Babel, droegen de oudvaders hier op aarde een bepaalde mate van kennis van God met zich mee, die ze hadden ontvangen van hun voorgeslacht, maar na een poosje werd het licht zwakker en begonnen de mensen de zon en de maan te aanbidden. Ze vereerden het vuur als het mystieke symbool van de mysterieuze en geestelijke Heer. Ze bedachten vele verzinsels en na eenmaal hun trouw aan de enige God verlaten te hebben, gingen ze snel bergafwaarts, totdat ze vreemde goden aanbaden. Het was triest, dat hoewel de aarde zijn machtige jagers voortbracht en de mensen stad na stad bouwden, er toch erg weinigen onder hen waren die God zochten, of een altaar voor Zijn naam bouwden. Terecht kon de Here God uitroepen: “Hoor o hemelen en leen uw oor, o aarde: Ik heb u gevoed en kinderen groot gebracht, en ze zijn in opstand gekomen tegen Mij.”
Er ging een lange periode voorbij zonder een stem van God. De mens leek aan zichzelf overgelaten te zijn en gevaar te lopen overgegeven te worden aan de afgoden. De volkeren gingen ieder hun eigen weg, maar alle wegen gingen naar beneden. Toch had de genade haar regering nog niet beëindigd en daarom besloot de Here, voordat de lamp Gods helemaal uitging, Zichzelf te openbaren en Zijn dienst hier op deze wereld te vestigen. Hij zou een gezin uitkiezen om zijn speciale dienstknechten te zijn; Hij zou Zichzelf openbaren aan de vader van dat gezin, en met hem een verbond maken. Hij zou hem de grote dingen openbaren, die Hij in de volheid der tijd van plan was te doen en Hij zou hem vragen de openbaring aan zijn kinderen van geslacht tot geslacht door te geven. Dit gezin zou uitgroeien tot een volk en aan dat volk zouden de woorden Gods worden toevertrouwd. Uit dat volk zouden profeten, priesters en helden komen, die in God zouden geloven en het ware geloof zouden verdedigen tegenover al de komende generaties, ja, totdat de Zoon van God Zelf zou komen om de heerlijkheid van God op grootse wijze te openbaren. Temidden van dat volk besloot de Here verordeningen te geven en een vaste organisatie op te zetten, waardoor de waarheid onderwezen zou worden in type en symbool en door het geheiligde spreken van godvruchtige mensen. Dit oordeelde Hij in Zijn wijsheid als zijnde het beste voor de toekomst van het menselijke geslacht.
In de wijze souvereiniteit van Zijn keuze, verkoos de Here Abram en zijn huis. Hij doet geen verslag van Zijn overwegingen, en we kunnen daarom niet zeggen waarom Hij diegenen uit Ur der Galdeeën haalde waarvan Jozua zegt: “Uw vaderen woonden vroeger aan de andere zijde der rivier, Terach, de vader van Abram en de vader van Nachor: en ze hebben andere goden gediend.” De Here riep Abram alleen en Hij zegende hem. Hij zette de aartsvader en zijn nageslacht apart en vertrouwde hen de onschatbare kostelijke schat van de Goddelijke openbaring toe: dit bewaarden ze voor zichzelf en voor de rest van de mensheid.
Het was nodig dat het uitverkoren gezin apart geleid en uit de buurt gehouden zou worden van de besmetting van het omringende kwaad. Abram moest uit Ur der Chaldeeën komen en uit alle bijbehorende contacten met de afgodendienst; hij moest zelfs zijn familie en zijn vaders huis verlaten en in afzondering voor de Here wandelen in een onmiddellijke gehoorzaamheid en volledige toewijding. In zijn afzondering voor God zou zo het genadige doel van de Allerhoogste vervuld worden. De bedoeling van de Here was om Zijn waarheid in de wereld levend te houden door middel van een volk dat apart gezet zou worden voor die dienst. Het was daarom noodzakelijk dat de persoon, die uitgekozen werd om het hoofd van dat gezin te zijn en de stichter van dat volk, alle connecties met de bedorven wereld achter zich zou laten en apart zou wandelen met God. Het uitverkoren volk zou apart moeten wonen en niet gerekend dienen te worden tot de volkeren. Vandaar die oproep tot Abram: “Ga uit uw land en uit uw maagdschap en uit uws vaders huis, naar een land dat Ik u zal tonen en Ik zal u tot een groot volk maken, u zegenen en uw naam groot maken en gij zult tot een zegen zijn.”
Op dit moment werkt God op dezelfde wijze temidden van de wereld door Zijn gemeente. Een gemeente is een vergadering die eruit geroepen is. Een ecclesia is niet zomaar een “vergadering”: een gemengd gezelschap van zomaar wat mensen, die niet een speciaal recht hebben om samen te komen, dat zou niet een ecclesia, een gemeente zijn. In een echte ecclesia riep de heraut de burgers op door middel van een trompet of door het noemen van namen; ze bestond uit bepaalde personen die uit een gewone menigte werden geroepen. De ware gemeente bestaat uit mensen die geroepen en uitgekozen zijn en getrouw zijn. Ze worden verlost uit de mensen en door een krachtige genade uit het midden van hun medemensen geroepen. God, de Heilige Geest, gaat door met dat eruit roepen en tot de Here Jezus brengen van al diegenen, die door God zijn uitverkoren naar het welbehagen van Zijn wil. Praktisch gezien is de bekering het resultaat van de oproep “Ga uit uw land.” Het is een herhaling van dat ingrijpende woord: “Ga uit hun midden en zondert u af, zegt de Here, en raak het onreine niet aan.” De gemeente is een herhaling van het tentenkamp van Abram midden in Kanaän. Het is het deel van de Here temidden van de mensen en het bewaart Zijn woorden. De gemeente van de levende God is de pijler en het fundament der waarheid. Het is het plan van God om een tehuis te vinden voor Zijn evangelie in Zijn gemeente, totdat de bedeling der genade afgesloten zal zijn en de Rechter de troon zal bestijgen.
Bij het vergaren van lessen uit de roeping en het uit Ur der Chaldeeën gaan van Abram, zal ik de zaak behandelen door drie opmerkingen te maken. Ten eerste, deze oproep wordt dikwijls maar half gehoorzaamd. In onze eerste tekst vinden we het bevel van God halfslachtig uitgevoerd. Ten tweede, deze oproep draagt een zeer speciaal karakter en ik zal pogen de manier te tonen, waarop die op het ogenblik tot ons komt. Ten derde, deze oproep plaatst, wanneer die echt wordt gehoorzaamd, degene die gehoorzaamt op een speciaal voetstuk: ze zijn voortaan op een speciale wijze het eigendom des Heren. Moge de Heilige Geest onze overdenking zegenen!

I In de eerste plaats, deze roeping wordt vaak maar half gehoorzaamdHij kwam tot Abram toen hij woonde in Ur der Chaldeeën; maar hij gehoorzaamde slechts in zoverre, dat hij op reis ging naar Kanaän. We lezen: “Ze kwamen in Haran en woonden daar.”
We weten niet hoe de oproep tot Abram kwam, of het door een stem was die hij met z’n oren hoorde, of door een mysterieuze aandrang in zijn geest, of door een droom of een visioen, maar Stefanus vertelt ons in Handelingen zeven: “De God der heerlijkheid verscheen aan onze vader Abraham.” Misschien is er aan Abram één of ander gezicht van de heerlijkheid van God gegeven zoals Job die had, toen hij uitriep: “Nu hebben mijn ogen U gezien.” De Here verscheen aan Abram, en deed hem begrijpen dat hij emigreren moest uit zijn land  en zijn stam moest verlaten. Op de één of andere wijze, drong het tot het hart en geweten van Abram door dat hij op reis moest gaan, niet wetend waarheen; hij moest naar een ander land reizen en niet meer in een stad of dorp wonen, maar een reiziger worden met z’n God, een tentbewoner, een vreemdeling in een vreemd land.
Zijn eerste stap zou natuurlijk zijn, dat hij aan z’n vrienden moest vertellen dat hij noodzakelijkerwijs hen moest verlaten, want de levende God had hem geroepen om naar het land Kanaän te gaan. Meteen begonnen zijn problemen. Zijn familie kon het niet verdragen afscheid van hem te nemen. Als zij hem openlijk hadden tegengewerkt en hadden gezegd: “Het is absurd, jouw praten is krankzinnig en als je dan toch moet gaan, ga dan je weg”, dan zou hij met verdriet zijn gegaan, maar hij zou zeker niet hebben geaarzeld. Een man die het wonderbaarlijke geloof van Abram bezat, zou zichzelf heel vastberaden hebben losgescheurd, hoewel hij veel leed zou hebben over het verdriet dat hij veroorzaakte. Hadden ze hem maar tegenstand geboden, dan zou zijn verdere loop duidelijk zijn geweest.
Maar hij had te maken met een veel verraderlijker kwaad. Zijn vrienden stemden toe in zijn ijver. Of ze het eens waren met zijn eerbied voor Jehova of niet, zij meenden dat ze zich niet konden lossnijden van Abram en daarom besloten ze met hem mee te gaan. Het woord tot Abram was duidelijk: “Ga uit uw maagschap en uit uw vaders huis;” maar hoe moest dat gedaan worden als zijn familie en zijn vaders huis zich aan hem vastklemde en hem toegaf? Het is heel natuurlijk dat zijn liefhebbende geest geen andere weg kon zien dan om hen maar te vragen mee te gaan en zich aan God over te geven. Misschien zag Abram hierin uit naar grote dingen en verheugde hij zich erin. Het zou lijken alsof zijn oude vader Terach met die wijsheid, die in de buurt zit van listigheid, zelf voorop ging bij de verhuizing; want we lezen: “En Terach nam Abram zijn zoon en Lot de zoon van Haran, zijn kleinzoon en Saraï zijn schoondochter, de vrouw van zijn zoon Abram; en zij gingen met hem van Ur der Chaldeeën om naar het land Kanaän te gaan.” De vader van het geslacht gaat voorop, en het is eerder zijn verhuizing dan die van Abram. Wat moest Abram doen? In plaats van tegenstand te ontmoeten van zijn familie, gaat zijn eigen vader voorop bij het reizen naar Kanaän. Maakte dit zijn gehoorzaamheid niet gemakkelijker? We zullen het zien. Was dit niet een gelukkige eensgezindheid in het huisgezin, deze onverdeelde instemming met de vraag van de Here en een grote reden tot blijdschap? Het leek zeker zo; maar het is niet alles goud wat er blinkt. Wat wij denken dat zou kunnen helpen kan uiteindelijk hinderen. Wat een werk van genade lijkt, kunnen uiteindelijk opwellingen van een onvernieuwde natuur blijken te zijn. Zoals die gemengde menigte die met Israël meeging uit Egypte, zo kunnen we vrienden hebben die wel iets belijden, maar die onze ergste vijanden worden wat betreft het geheimenis van Gods waarheid en genade.
Abram wordt de gevreesde afzondering bespaard: ze gaan samen op weg naar Kanaän. Tot zover lijkt het goed; tenminste, het lijkt zo. Het reizen is vermoeiend en er wordt veel gemopperd. De enorme karavaan is nog niet erg ver gegaan, wanneer het voorstel wordt gedaan dat ze maar tevreden moeten zijn met de stap, die ze hadden gezet en dat ze maar in Haran moesten blijven. Zeker, het was Kanaän niet, maar het kon net zo goed. Redeneerde de familie niet als volgt: “We zullen hier blijven. We hebben op een heleboel punten toegegeven aan Abram door weg te gaan uit Ur. Maar we kunnen niet aan al zijn verlangens toegeven. We hebben onze liefde voor hem en onze eerbied voor de Here bewezen door zover te gaan en nu vragen we om een eerlijk compromis. Abram is erg oprecht, maar hij moet geen dweper worden. Zeker, hij zal wel niet zo dwaas zijn om te geloven in een woordelijke inspiratie, dat hij vast blijft houden aan Kanaän, terwijl Haran helemaal beantwoordt aan de geest van het bevel. Ongetwijfeld voldoet Haran in alles en we zijn van plan hier te blijven en Abram moet bij ons blijven.” Zijn vader pleit dat hij erg oud is. Het voortdurende trekken is erg zwaar voor bejaarde mensen en daar heb je die brede Eufraat; hoe kan nu een oude man die gevreesde rivier oversteken? “Bespaar uw eerbiedwaardige ouder deze laatste bitterheid: ik ben zover meegegaan om jou een plezier te doen; dwing me nu niet nog verder.” Ik denk niet dat ik te ver ga om het beeld op te roepen, dat ik het vermoeden heb, dat zulke redenaties er de oorzaak van waren dat de aartsvader met z’n familie in Haran bleef toeven. Een liefhebbend en teder hart verzette zich tegen een onmiddellijke letterlijke gehoorzaamheid en een tijdlang talmde de man des geloofs. De erfgenaam van de beloften aarzelde. Wilt u hem beschuldigen? Het zou verstandiger zijn om naar uzelf te kijken. De Heilige Schrift beschrijft zijn gedrag en geeft er niet een duidelijk woord van afkeer bij, maar het geeft weer wat even belangrijk is: het zwijgt over een zegen of contact met God, terwijl Abram daar halverwege in Haran woonde. Voor een vriend van God is de stilte van God al genoeg berisping. Als mijn vriend niet glimlacht, verlang ik niet van hem dat hij zijn wenkbrauwen fronst om mij te laten weten waar ik in zijn achting sta. Als mijn vriend niet langer tot mij spreekt, dan hoef ik hem niet op te porren; zijn stilte is al welsprekend genoeg voor mijn hart.
Abram en de rest vestigden zich in Haran. Hij was overwonnen, niet door openlijke vijanden, maar door compromitterende vrienden. Mijn broeders, pas goed op uzelf, opdat uw voeten niet verstrikt raken door mensen van uw eigen gezin. Hij die het Lam zou willen volgen waar het ook heengaat, moet niet op zijn eigen familie letten wanneer het komt tot een scheiding der wegen. Rasechte wolven zullen ons niet half zoveel kwaad doen dan diegenen die op schapen lijken, maar dat van binnen niet zijn. Onze eerste vader Adam viel door de verleiding van haar die hij liefhad en de oude slang weet nog steeds hoe hij ons door onze gevoelens moet verleiden en ons op een weg ter vernietiging moet leiden door iets dat doet denken aan vriendschap. O man Gods, let op! Lees mijn gelijkenis met een open oog, en pas de les ervan toe.
Laat me de gevolgen van dat ergens halverwege toeven beschrijven. De Here gedeeltelijk gehoorzamen is Hem ongehoorzaam zijn. Als de Here aan Abram vraagt om naar Kanaän te gaan, kan hij dat bevel niet opvolgen door naar Haran te gaan. Haran werd helemaal niet genoemd in die oproep. Je kunt Gods gebod niet houden door iets anders te doen dat jou beter uitkomt. Het wezen van de gehoorzaamheid ligt in de nauwkeurigheid ervan. Hoewel iets anders u evengoed kan lijken als het bevolene, wat heeft dat ermee te maken? Dit is wat God u vraagt en het bevolene te weigeren door te zeggen dat er iets beters voor in de plek kwam, is een grove aanmatiging. U kunt denken van niet, maar het is zo dat halve gehoorzaamheid een hele ongehoorzaamheid is. We kunnen alleen maar het bevel van God gehoorzamen, zoals het er staat en het veranderen ervan is een even groot verraad als het knoeien in het wetboek van een koning. Het is een aanbidding vanuit de eigen wil en niet de aanbidding vanuit God, als ik doe wat ik alleen maar zelf uit het werk van de Here kies en een deel ongedaan laat omdat me dat niet zo goed uitkomt.
En bovendien, een gehoorzaamheid halverwege laat onze aansprakelijkheid toenemen, omdat het een duidelijke belijdenis is, dat we de wil van de Here wel kennen, hoewel we die niet doen. Abram had de roeping ontvangen en hij wist dat. Waarom was hij anders naar Haran gegaan? Hij gaf toe door tot aan Haran te reizen, dat hij eigenlijk de hele weg naar Kanaän had moeten gaan en zo was hij door z’n eigen daad niet langer te verontschuldigen. Als iemand van u in een bepaalde mate doet wat goed is vanwege de eerbied voor God en toch in andere zaken handelt in tegenstelling met wat u weet dat de wil van de Here is, dan hebt u geen verontschuldiging voor zo’n veronachtzaming. Vanwege uw dienen van God geeft u toe, dat Hij recht heeft op uw gehoorzaamheid; waarom gehoorzaamt u Hem dan niet in alle dingen? U noemt Jezus uw Here en doet een paar van de dingen, die Hij zegt, maar waarom de rest niet? Is het niet duidelijk dat u de wil van de Meester kent en die niet doet? Ziet u, er ontbrak iets aan de gehoorzaamheid en de aansprakelijkheid nam toe.
Het resultaat hiervan was voor Abram dat hem voorrechten ontbraken. God sprak niet tot Zijn knecht in Haran; geen droom, geen visioen, geen stem kwam tot hem op die plaats van aarzeling. De Here had hem lief, maar verborg Zijn aangezicht voor hem en bezocht hem niet in Zijn genade. Als wij tegen de Here in gaan, zal Hij tegen ons in gaan. Abram woonde bij zijn vader Terach; maar hij woonde niet dichtbij zijn Hemelse Vader en daarom hoorde hij  Zijn stem niet. Hoe bang is een oprecht hart voor dit soort zaken! Hoe vurig roept het: “O Here, zwijg niet tegen mij, opdat niet, als Gij tegen mij zwijgt, ik word als diegenen die neerdalen in de groeve!” O mijn broeders laten we ons contact met de Here onze God, niet verliezen door weifelen en halfslachtigheid.
Ondertussen kreeg Abram een beproeving die noodzakelijk was. Zijn vader Terach moest sterven, opdat het koord, dat Abram vasthield, verbroken zou worden. Als de geroepene niet reageert terwijl de oude man leeft, dan moet de dood zijn werk doen en de oorzaak van de ongehoorzaamheid wegnemen. Als Abram bang is om te huilen bij het afscheid van een levende vader, dan moet hij huilen bij zijn graf. Op de één of andere manier zal de Here er voor zorgen dan Zijn uitverkorenen Hem gehoorzamen. O dat we toch een teer hart mochten hebben en niet zijn als het paard of muildier dat geen verstand heeft! Als we onmiddellijk gehoorzaamden, zou van zwepen en stokken zelden gehoord worden.
Tijdens dat treuzelen in Haran, veroorzaakte Abram voor de toekomst veel onrust vanwege zijn verbintenis met Lot. Er werd hem gezegd zijn familie te verlaten, maar hij hield vast aan zijn neef, die wees was en hij vond dat hij zijn gezelschap moest accepteren. Lot veroorzaakte hem een heleboel problemen. Zijn herders brachten ontevredenheid en twist teweeg. Later werd Lot zelf als gevangene weggevoerd, en werd de vredelievende Abram gedwongen zijn zwaard te omgorden en ten strijde te trekken om zijn neef te redden. Als Abram vanaf het begin vastbesloten had gehandeld, had hij zichzelf een heleboel onrust kunnen besparen. Mijn broeders, leer deze lessen goed. Ik duid ze alleen maar aan; wilt u ze zelf niet verder uitwerken?
De hele tijd door stelde Abram de grote zegen uit, die God van plan was hem te geven. Hij bleef buiten het beloofde land, bij de plek vandaan waar Jehova Zichzelf aan hem zou openbaren en een verbond met hem zou aangaan. Ik ben bang dat sommige echte gelovigen zichzelf beroven van de rijkste vreugde en de meest echte ervaring door hun besluiteloos gedrag. Sommigen van u hebben hun oude zonden verlaten, maar hebben nog niet in zijn volheid een begin gemaakt met het nieuwe leven. U hebt Ur der Chaldeeën verlaten – de plaats van de openlijke zonde, maar u bent nog niet Kanaän, het heilige land, binnengegaan. U treuzelt in het Haran van de gedeeltelijke gehoorzaamheid; het is niet dit en niet dat – een soort dood zijn in het leven, opstand in gehoorzaamheid, ongeloof in geloof. Ik ken vele belijders, die hun vroegere slechte gewoonten hebben verlaten, maar die zich nog niet hebben  toegewijd aan de Here Jezus: ze zijn absoluut niet meer in de wereld, maar toch blijven ze niet in de Here. Hun spreken is half de taal van Ashdod en half de Joodse taal; ze durven geen Filistijnen te zijn en toch willen ze geen Israëlieten zijn. Ze zijn bereid om gered te worden door het kruis van Christus, maar ze zijn niet bereid het kruis van Christus op zich te nemen en te allen tijde vastberaden naar voren te stappen en Zijn kant te kiezen. Dit is een hele gevaarlijke situatie om in te verkeren. Ze hebben genoeg godsdienst om hen ellendig te maken, maar ik vrees niet genoeg om hen geschikt te maken voor de eeuwige vreugde. Ze kunnen uiteindelijk wel ternauwernood in de hemel komen, tenminste dat hoop ik; maar ze hebben nu geen vreugde, geen direkte vrede, geen bewust contact met God. Tweeslachtige godsvrucht is armzalige rommel: pas er voor op! Bedenk wat we lezen van de halve Joden die in het land Israël woonden en die daar naar toe waren gebracht door de Assyrische veroveraar. Ze vreesden de Here, maar ze dienden andere goden, en daarom stuurde Jehova leeuwen onder hen. Laten allen, die van dat geslacht zijn, zich die leeuwen voor ogen stellen; want de Here zal niet toelaten zulke halfslachtigen zomaar in vrede voor Zijn aangezicht te laten voortleven.
Tot zover dan mijn eerste punt: de Goddelijke oproep wordt te dikwijls maar half gehoorzaamd.

II Het tweede punt is dit, deze oproep draagt een zeer bijzonder karakter, vooral ook vanwege de manier, waarop ze tot ons komt.
Voor ons is het natuurlijk helemaal geestelijk. We worden vandaag niet opgeroepen om ons land en onze familie te verlaten, wat betreft onze verblijfplaats, maar het lijkt me, dat we tot een veel moeilijker post worden geroepen dan die, namelijk, om op de oude plek te blijven temidden van oude vrienden en toch een geheel nieuw leven te leiden. Natuurlijk moeten we ieder slecht gezelschap verlaten, maar we hebben niet de opdracht de maatschappij van onze medemensen te verlaten, of uit de wereld te gaan. Ook Abram werd niet geroepen om asceet te worden, of om in een spelonk te wonen, of om zich terug te trekken in de woestijn als kluizenaar. Binnen de grenzen van zijn eigen tentenkamp was Abram een mens temidden van mensen en deed hij zijn dagelijks werk als beheerder van grote kudden schapen, ossen, kamelen enz.. Met betrekking tot zijn buren gedroeg hij zich met een edelmoedige onafhankelijkheid en integriteit. Hij was een voorbeeld van wat genade kan maken van een echt edel mens, wanneer hij zich beweegt temidden van diegenen, die vreemdelingen voor zijn God zijn. Maar toch, geliefden, woonde Abram grotendeels in een gunstige toestand. Hij woonde apart van het ruwere soort mensen; hij werd niet vermoeid met de taal van een stad zoals Lot; zijn eigen tenten en de vele tenten van zijn dienstknechten vormden samen een nederzetting, waar de naam van God werd geëerbiedigd en men de eerbied voor God opmerkte. De stad van tentdoek had iemand boven zich staan van wie de Here zei: “Ik ken hem. Hij zal zijn kinderen en zijn huisgezin aanvoeren en ze zullen de weg van de Here bewaren.” Sommigen van ons kunnen hun families bijna helemaal afzonderen, maar anderen hebben een veel moeilijker taak; zij wonen in de stad temidden van haar zonden en zijn er toch geen deel van; ze moeten in hun gewone werk dagelijks in contact komen met de ongelovigen. Toch moeten ze heilig, zonder vlek of rimpel zijn en afgezonderd van de zondaren. Evenals Abram geen Kanaäniet was, hoewel hij in Kanaän verbleef, zo moeten ook wij bewijzen van een totaal verschillend geslacht te zijn. Dit is een zeer moeilijke zaak. Hoe groot was het wonder dat door onze Heiland in ‘t gebed gevraagd werd: “Ik bid niet dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart voor de boze”! Niet het verschil in accent of iets speciaals in de kleding, dient ons te kenmerken als dienstknechten van God; maar ons leven moet zo Christelijk en rein zijn, dat de mensen van ons zullen zeggen: ” Jij was ook met Jezus van Nazareth, want jouw leven verraadt jou.” Deze oproep dan, is van een diep geestelijk en bijzonder karakter. Mijn broeder, hebt u die gehoord? Mijn zuster, hebt u die gehoord? Hebt u ‘t gewaagd om die helemaal te gehoorzamen? Het betekent gewoon dit: dat we alle zonden moeten ontvluchten en zonder uitzondering alles moeten nastreven wat rein en heilig is. Anderen wentelen zich in wat ze noemen het plezier van de zonde: verafschuw zulke dingen en protesteer er tegen. Ga ook alles wat twijfelachtig is uit de weg, want “alles wat niet uit het geloof is, is zonde.” Als u er niet zeker van bent dat het goed is, dan is het zonde voor u. Vermijd ook de schijn van het kwaad. Zondert u zichzelf af van al datgene wat Christus zou hebben afgekeurd. Wees ook vastbesloten om alles los te laten waarover we weifelen. Kies grondig voor Jezus. Terwijl velen zullen proberen met twee monden te spreken, stelt u zich tot uw enige doel datgene te verafschuwen wat slecht is en datgene vast te houden wat goed is. Maak er een punt van om uw onderscheidingstekens als soldaat te dragen. Wees dood en begraven voor deze huidige slechte wereld met z’n lichtzinnigheid, filosofieën en pracht en praal. Beschouw de wereld als gekruisigd voor u en wees zelf ook voor de wereld gekruisigd. Vriendschap met de wereld is vijandschap met God. Ga buiten het legerkamp om de smaad van Christus te dragen. Volg in zaken van de godsdienst de Here volledig, laat het Woord van God uw enige en onfeilbare regel zijn en niets anders. Die godsdienst, die niet is naar Gods Woord is een valse godsdienst. Accepteer geen leerstuk of ceremonie waarvoor geen Schriftuurlijke waarborg is. Doorzoek het Woord wat betreft al deze dingen: “Tot de wet en tot de getuigenis: als ze niet spreken volgens dit woord, dan komt dat omdat er geen licht in hen is.” Volgt gij uw geweten, omdat uw geweten wordt verlicht door de Geest van God met betrekking tot Zijn Woord: volg het Woord, ook in de jota’s en de tittels. Maak niet zo’n punt van details in vergelijking met de levende en fundamentele waarheden, maar zorg ook in deze minder gewichtige zaken ervoor dat u er niet mee speelt, opdat u niet bij het veronachtzamen van het geringere ook het grotere veronachtzaamt, zodat u schuldig wordt aan een grote overtreding. Vermijd de wereldse godsdienst; want als er een wereld is die erger is dan andere, dan is het de christelijke wereld. Geen vijanden van Israël waren zo bitter als hun broeders, de Edomieten: broeders, slechts in naam, worden de felste vijanden. Houdt u duidelijk afgezonderd van de godsdienst die gebaseerd is op de eigen wil, de trots op het verstand en de wereldse gelijkvormigheid. De godsdienst van de wereld is even slecht als de ongodsdienstigheid van de wereld. Geef u over aan het eenvoudige onderwijs van de Geest van God en besluit in alle dingen uw Here te volgen waar Hij u ook heen moge leiden. Sta alleen, als anderen niet willen gehoorzamen. Laat er in uw huis een altaar voor God zijn, als er in het land verder geen altaar is. Maakt gij een verbond met God door het ene grote Offer, zelfs als alle anderen de Heiland vergeten.
Zie geliefde vrienden wat de oproep is en bedenk dan dat het tot de gelovige komt van God Zelf. De Here roept Zijn dienstknechten tot het afgezonderde leven en vanwege Zijn gezag dienen zij te gehoorzamen. Hij roept door Zijn Woord, of het nu gepredikt wordt of gelezen: het komt tot het individu door het werk van de Geest van God, zodat de mens blij erin toestemt. Hij wordt getrokken en daarom loopt hij. Zo’n persoon vindt het een vreugde Christus als zijn voorbeeld te nemen en de voeten te zetten op het spoor van de Here Jezus. Het is aan ons om het bevel en voorbeeld van de Here met grote zorgvuldigheid en een ernstige vastbeslotenheid te volgen zonder ons ter linker of ter rechter zijde af te wenden. Zo was het met Abram, is het zo met u?
Omdat deze oproep van God komt, heeft het voor ons de hoogste autoriteit. We volgen onze Here ook wanneer er duisternis rondom Hem is: hoewel wij de weg niet kennen, kennen we de Here en daarom zullen we Hem onvoorwaardelijk volgen. Voor ons is het Woord van God meer dan de raadsbesluiten van keizers, of de wetten van senatoren. Als dit iets uit mensen was, als dit verordineerd werd door een geleerde raad of door een hoge rechtbank, dan zou het maar van weinig waarde zijn in onze ogen, maar wanneer Hij, Die ons heeft gemaakt en ons heeft verlost, tot ons spreekt, dan kunnen we slechts antwoorden: “Help Uw dienstknechten om Uw wil te doen: want uw wil is onze vreugde.”
Mijn broeders, als we ons zo afzonderen tot gehoorzaamheid, dan moeten we heftige tegenstand verwachten. Ernstige kritiek zal ons niet bespaard blijven. Natuurlijk zullen sommigen zeggen: “Die man is gek.” Anderen zullen wat vriendelijker mompelen: “Hij is toch wel heel triest misleid.” Velen zullen u ervan beschuldigen, dat u het leuk vindt om apart te zijn, of dat u er een zwak voor hebt om tot in het extreme te gaan, of dat u toch wel erg eigengereid bent om beter dan anderen te willen zijn, of dat u “een steekje los hebt.” De beschuldigers zullen het idee opperen dat u op de één of andere manier uzelf zoekt en als ze niet zo duidelijk een motief kunnen vinden, dan zullen ze er één bedenken. Wat is het nut van fantasie als het niet een mens helpt bij gebrek aan feiten? Als ze eenmaal het besluit hebben genomen dat u dwaas en verachtelijk bent, zullen ze heel uw gedrag door een gekleurde bril bekijken en u van top tot teen veroordelen. Wees niet ontmoedigd, maar verdraag die hardheid voor de liefde van Jezus.
Voor het doorgaan en een afgezonderd leven leiden, is geloof nodig en om geloof te hebben, hebt u de genade van God nodig. Geloof dat Gods gebod juist is en geloof dat Hij u zal rechtvaardigen bij het vervullen ervan. Geloof dat Gods belofte waar is en dat Hij zal bewijzen dat het zo is. Abram werd gevraagd om te gaan en hij ging. Kijk naar het geval van Abram en zie hoe onmogelijk het voor hem was om te gehoorzamen los van het geloof in God. Hij moest alles verlaten wat hem dierbaar was, alles wat gemakkelijk en bekend was; hij moest ergens heengaan en wist niet waarheen. Hij zou een erfenis krijgen voor een zoon die nog niet was geboren en die waarschijnlijk ook nooit geboren zou worden, want hij was oud en Saraï was ook reeds op leeftijd. Slechts geloof zou hem in staat kunnen stellen een roeping  te gehoorzamen die zoveel op een begoocheling leek. We hebben geloof nodig bij elke stap met het oog op een heilig leven. O, dat er meer op Jezus werd gezien, dat er meer kinderlijke afhankelijkheid van God was! Als u gelooft, zult u de wil des Heren doen, maar als u niet gelooft, dan zult u weigeren te gehoorzamen en de zegen missen.
Veronderstel dat wij inderdaad de Goddelijke roeping gehoorzamen, wat dan? Zal onze weg verder altijd effen zijn? Verre van dat. De wandel van de afgezonderde gelovige houdt beproeving in. De beproeving van Abram bij ‘t verlaten van zijn land was maar één van de tien die zijn opgeschreven. Er staat geschreven: “In de wereld lijdt gij verdrukking.” In de wijngaard des Heren wordt een mes gebruikt als nergens anders. De Here beproefde Abram, en Hij zal ons beproeven: het is een deel van het liefdesproces waardoor Hij ons voorbereidt op de eeuwige rust. De weg van een waarachtig geloof verloopt nooit gladjes. Als u de Goddelijke roeping wilt gehoorzamen dan zult u begunstigd worden met meer beproevingen; u zult geëerd worden met nog grotere testen van uw trouw, maar dan zult u ook bekend worden als de vriend van God en God zal u maken tot een zegen voor anderen, zelfs tot het einde der tijden. Let er wel op wat u wordt voorgesteld: dat God u zal nemen en u Zijn licht zal geven, Zijn waarheid en Zijn redding, opdat u die mag bewaren voor alle eeuwen, totdat Christus zal komen. Bent u bereid zo’n hoge eer te aanvaarden? Wilt u de kosten berekenen en uw roeping en verkiezing vastmaken? Wilt u roepen met Jesaja: “Hier ben ik! Zend mij” ? Zoals de Romeinse consul zichzelf aan de dood wijdde in de strijd voor de zaak van de geliefde stad, wilt u zichzelf zo wijden aan God, aan Zijn zaak en Zijn waarheid? Inderdaad is het zo met mijn geest gesteld. Ik wens dat er tienduizenden waren die hetzelfde zouden zeggen. O mijn broeder, gezegend zijt gij onder de mensen, als u apart gezet wordt voor God en Zijn waarheid. Ja mijn zuster, gezegend zijt gij onder de vrouwen, als u de Here geheel volgt op de weg van Zijn wil.

III Dit brengt mij tot mijn derde en laatste punt. DEZE ROEPING BRENGT ONS IN EEN SPECIALE POSITIE, WANNEER DIE WORDT GEHOORZAAMD.
Want, ten eerste, is God gebonden hen op de weg te helpen, die Hij Zelf beveelt. Toen Abram naar Kanaän ging op het bevel van de Here en daar bleef, was de verantwoordelijkheid verder bij God. Als er enig kwaad was voortgekomen uit zijn gedrag kon hij zichzelf daarvan de schuld niet geven. Het was niet zijn eigen wijsheid noch zijn eigen dwaasheid die hem leidde: God alleen was zijn Leidsman. Het is aan mij te gehoorzamen; het is aan God om te bewijzen dat mijn gehoorzaamheid wijs is. Welk een vrede brengt dit! O mijn toehoorder, als u in Christus gelooft met geheel uw hart en als u een oprechte volgeling van Jezus wordt in alle dingen, dan zal God u hierbij recht doen, want u doet het op Zijn bevel. Als er enige dwaasheid zou zijn in heiligheid, dan ligt die dwaasheid niet bij u, maar bij Hem, Die u gebiedt om heilig te zijn. De knecht is verantwoordelijk voor elke daad die hij doet vanuit zijn eigen denken, maar niet voor datgene wat hij doet in opdracht van zijn baas. Zo bent u ook door dichtbij Gods wil te blijven niet verantwoordelijk voor de gevolgen ervan; de gevolgen liggen bij God. Even zeker als de wijsheid wordt gerechtvaardigd door haar kinderen, zo wordt God gerechtvaardigd door alle gelovigen; ja, Hij rechtvaardigt de gelovigen en hun geloof wordt hen gerekend tot gerechtigheid. Daarom, geliefden, staan wij op het fundament van de rechtvaardigmaking, wanneer we de roeping van God gehoorzamen.
Vanaf dat moment houden we ook op van de wereld te zijn. God handelt met de wereld op de ene manier, maar met Zijn afgezonderden op de andere manier. “Hen die buiten staan, zal God oordelen;” maar degenen die binnen zijn, zijn niet onder de wet, maar onder de genade. Het is de vreugde van het geloof dat er geen veroordeling is voor hen, die in Christus Jezus zijn. Er is nu discipline binnen het huis van God, maar dat is niet die van een rechtbank, maar van de woonplaats der liefde. De Here kastijdt Zijn kinderen, opdat ze niet met de wereld veroordeeld zullen worden. De afgezonderden worden niet gerekend tot de mensen van de aarde. Wanneer u leest van de zeven trompetten, de schalen en de plagen, vrees dan niet, want niets daarvan zal u enig kwaad doen. Wanneer het bloed zal stromen op de dag van het oordeel tot aan de teugels der paarden, dan zal er geen haar van uw hoofd verloren gaan, want de Here beschermt hen die voor Hem verzegeld zijn. Babylon moet vallen en dat ligt dichtbij Ur der Chaldeeën, waar u vandaan kwam. Allen, die het merkteken van het beest dragen, zullen sterven, zoals Terach stierf in Haran; maar wat u betreft “om vernietiging en honger zult gij lachen.” Geen kwaad zal u raken, want de Here is uw Bewaarder. Als u wandelt op het afgezonderde pad met God en u Hem altijd voor ogen stelt, dan zult u verblijven onder de schaduw van de Almachtige. Wat een toestand om in te verkeren! Eerst gerechtvaardigd en dan beschermd voor het oordeel, dat zeker over de schuldige wereld zal komen.
Nu, zoals de vrije genade u heeft afgezonderd voor God, zo komt u in een eervolle gemeenschap met Hem. Abram, in zijn tent, had God als metgezel. Hij had heldere openbaringen van God; hij herbergde engelen zonder dat hij zich hiervan bewust was en bij die engelen was de Zoon van God Zelf. Als u de wereld verlaat om bij God te verblijven, dan zal God Zelf bij u verblijven. Als u uit de onreine wereld gaat, dan heeft de Here gezegd: “Ik zal bij hen wonen en met hen wandelen. Ik zal een Vader voor hen zijn, en zij zullen Mijn zonen en dochters zijn, zegt de Here God Almachtig.” O, rust in dit lieflijke feit, dat de Drieënige God Zich aan Zijn uitverkorenen openbaart, zoals Hij Zich niet aan de wereld openbaart. U zult één van de mensen zijn, die dichtbij Hem zijn.
Door uit de wereld te gaan en de Here nauwgezet te volgen, komen we onder de Goddelijke zorg en bescherming. Hoe wondervol werd Abram afgeschermd tegen het kwaad! Jehova was zijn schild. Hij was een vreemdeling temidden van vijanden, maar zij deden hem geen kwaad: er lag vrees op hen, want Jehova had gezegd: “Raak Mijn gezalfde niet aan, en doe Mijn profeten geen kwaad.” Waar er ook een echte heilige gaat, daar zal de Here Zijn bevelen leggen op alle machten der natuur en op al de engelen van de hemel om voor hem te zorgen. Toen Abram vrede had, zegende God hem in alle dingen en als hij ten strijde trok, gaf God hem zijn vijanden als door de wind voortgeblazen kaf. Als wij met God zijn, is God met ons. Wanneer Gods wil onze vreugde is, dan is Gods voorzienigheid onze erfenis. Zo is het niet met u allen: nee, zelfs niet met allen van u die zeggen christen te zijn, maar zo is het met diegenen van u, die zich dichtbij Gods Woord houden en wat betreft de wil, de geest, het geloof en de daad het voorbeeld van Zijn geliefde Zoon volgen. O, geliefden, laten we daar naar streven! Laten we streven naar de volmaakte gelijkvormigheid aan de wil van God, want dit zal ons plaatsen in de rustige nabijheid van God.
Voortaan stond Abram alleen God ten dienste. God behandelde hem als Zijn vertrouweling, als de ontvanger van hemelse openbaringen en als de stichter van een geslacht. God zal ook ons gebruiken, als we zullen gaan waar Hij ons kan gebruiken. Vaten die apart gezet zijn voor het gebruik van de Meester, moeten niet gebruikt worden door de dienstknechten. God is een groot Koning en wanneer Hij een beker uitzoekt voor Zijn eigen tafel wil Hij niet dat die door anderen wordt gebruikt. Als andere lippen drinken uit de kelk van uw leven, dan veracht de Here u. U moet alleen voor Hem zijn, anders bent u niet Zijn echtgenote. Als u door ernstige toewijding van Hem bent, vanaf de kroon van uw hoofd tot aan uw voetzool, zal Hij u meer en meer eren; ja, u weet niet voor welke hoge doeleinden Hij u heeft bestemd, zowel in dit leven als in de eeuwigheid. Maar zie er goed op toe, dat u heilig bent voor de Here.
Nog een gedachte dringt zich op aan mijn hart; de man die ter wille van Christus al zijn aanlegkabels heeft doorgesneden en zichzelf heeft afgezonderd van de wereld om het Lam te volgen, heeft geleerd hoe te leven, maar hij heeft ook geleerd hoe te sterven. Wij sterven voor de wereld en daardoor leren we te sterven. Wanneer we ophouden te vertrouwen op rijkdom, wanneer we ons comfort opgeven, wanneer we niet langer steunen op vrienden, wanneer alle zichtbare dingen schaduwen voor ons worden, dan doen we de generale repetitie van de dood. Als niet de Here Zelf spoedig zal neerdalen uit de hemel, zullen wij allen sterven. Ja, het uur van ons vertrek spoedt zich. Dan zullen we onszelf moeten lossnijden van onze aanlegsteigers, wat die ook moge zijn. Spoedig zullen we dit woord van de hemel horen: “Ga uit uw land en uit uw maagschap en uit uws vaders huis, naar een land dat Ik u zal tonen.” Dit zal onze oproep zijn voor het betere Kanaän, het land dat vloeit van melk en honing. We zullen deze wereld verlaten om een onbekende eeuwigheid tegemoet te gaan, maar we zullen helemaal niet bang zijn voor de verhuizing. Hij, die de grote rivier de Eufraat is overgestoken, is niet bang voor de Jordaan. Het opgeven van de wereld zal niets nieuws voor u en mij zijn: we hebben die reeds dikwijls opgegeven. We hebben in alle ernst alles herhaaldelijk in de handen van de Here gelegd, en we kunnen dat gemakkelijk nog een keer doen. We leven hier als vreemdelingen en bijwoners en we vinden in dit vreemde land weinig dat ons bekoort. Onze schat is hierboven, en het zal een vreugde voor onze ziel zijn om naar die plaats op te stijgen waar ons hart reeds woont. We kunnen niet bedroefd zijn om een dode wereld te verlaten. Wie vindt het fijn om in een mortuarium te zitten? Als we beven om onze familie en vrienden te verlaten, laten we ons dan toch herinneren, dat we hen in de geest reeds hebben verlaten. Laten we, zoals Abram, naar het zuiden reizen; dat wil zeggen, steeds verder bij de oude verblijfplaats vandaan. Laten we op weg gaan naar het hart van het land van Immanuël. Laten we streven naar het nieuwe Jeruzalem, de hemelse stad en niet rusten, totdat we op ons erfdeel staan en Hem zien die Abram met blijdschap zag.
De ene vraag waarmee ik afsluit is deze: Weet u hier reeds iets van? Hebt u ooit deze Goddelijke roeping ervaren? Als dat zo is, maak dan uw roeping en verkiezing vast. Voer dat gebod, dat afzondert, helemaal uit. Sommigen van ons moesten hele duidelijke stappen nemen bij onze eerste start, maar we begonnen goed. Sindsdien zijn we tot even pijnlijke keuzes ten aanzien van de koers geroepen, maar we hopen het juiste spoor vast te houden. Alles is beter dan een wond in het geweten. Als we dicht bij Christus blijven, zullen we rust vinden voor onze zielen. We zien zonder spijt terug op datgene wat we misschien hebben geleden door onze besluiten; we rekenen het minder dan niets om de vreugde die voor ons ligt. We wensen dat al onze bekeerden grondig zijn wat betreft hun levenskoers. O, u die door genade beginners bent in het hemelse leven, maak een vast besluit: “Wij zullen dienstknechten van God zijn en in alle dingen het wagen Hem te gehoorzamen.” Omdat God u heeft gemaakt en heeft verlost door het bloed van Zijn geliefde Zoon, is het uw plicht om geheel en al voor de Here te zijn. Daar is het bloed en de gerechtigheid van Christus; zijn deze de uwe? Wees zeker op dit punt; en als zij de uwe zijn, geef u dan over aan Jezus en doe vanaf deze dag verder zonder twijfel of uitstel Zijn gebod. Verlaat alles wat tegen het plan en de wil van de Here ingaat; wees ten koste van alles waarachtig; dan zal de Here uw vreugde zijn en Zijn dienst zal uw hemel hier beneden zijn. Als u nu bent afgezonderd voor Hem, dan zult u uw bekroning vinden op die dag, wanneer Hij de schapen van de bokken zal scheiden, want dan zult u worden geplaatst aan Zijn rechterhand en zult u Hem horen zeggen: “Komt gij gezegenden Mijns Vaders.” Moge u kinderen zijn van de gelovige Abram ter wille van Jezus! Amen.