Selecteer een pagina

SATAN VERTREKT, ENGELEN DIENEN.
  

>>PDF<<
  

Een toespraak, gehouden door C.H. Spurgeon op donderdagavond 15 augustus 1889
in de Metropolitan Tabernacle, gepubliceerd op 17 september 1893.

“En toen de duivel alle verzoeking ten einde had gebracht, week hij van Hem tot een bestemde tijd.” Lukas 4:13.
“Toen liet de duivel Hem met rust en zie, engelen kwamen en dienden Hem.” Mattheüs 4:11.

GELIEFDE vrienden, we hebben heel veel te leren van de verzoeking van onze Here. Hij werd op alle punten verzocht, net als wij. Als u de verzoeking van Christus bestudeert, zult u niet onkundig zijn wat betreft de listen van satan. Als u ziet hoe Hij de vijand versloeg, zult u leren welke wapens u tegen uw grote tegenstander moet gebruiken. Als u ziet hoe onze Here de hele strijd door overwint, zult u leren dat u, als u dicht bij Hem blijft, meer dan overwinnaar zult zijn door Hem Die u heeft liefgehad. Van de verzoeking van onze Here leren we vooral bidden: “Leid ons niet in verzoeking.” Laten we de betekenis van dat verzoek nooit verkeerd opvatten. We moeten bidden dat we niet in de verzoeking komen, want we zijn ellendig vlees en bloed en heel zwak. Het is aan ons om tot God te roepen: “Leid ons niet in verzoeking.” Maar we leren ook veel van het einde van de grote drievoudige beproeving van onze Here. Wij vinden Hem daarna vol vrede, verzorgd door engelen en blij. Dat zou ons moeten leren bidden: “Maar als we verzocht moeten worden, verlos ons dan van het boze”, of, zoals sommigen het, en ook heel correct, weergeven: “Verlos ons van de boze.” Ten eerste bidden we dat we helemaal niet in de verzoeking komen en dan, als aanvulling op dat gebed bij het overgeven van de hele zaak aan Goddelijke wijsheid: “Als het nodig is voor ons mens zijn, voor onze groei in genade, voor de bevestiging van onze genadegaven en voor Gods glorie, dat we verzocht zouden worden, Here, verlos ons van het boze en verlos ons vooral van de personificatie van het boze, de boze!”
Met dat als inleiding wil ik u vanavond een poosje oproepen om in onze tekst ten eerste op te merken dat de duivel de Verzochte verlaat: “Toen liet de duivel Hem met rust.” Ten tweede zullen we bij het Evangelie van Mattheüs blijven en opmerken dat de engelen de Verzochte dienden nadat de gevallen engel Hem had verlaten en dan, ten derde, de beperktheid van de rust die we mogen verwachten, de beperktheid van de tijd waarin satan weg zal zijn, want Lukas zegt: “Toen de duivel alle verzoeking ten einde had gebracht, week  hij van Hem tot een bestemde tijd”, of, zoals sommigen het zeggen, “tot een geschikte gelegenheid”, wanneer hij weer zou terugkeren en onze grote Here en Meester opnieuw op de proef zou worden gesteld door zijn boze listen.

I. In de eerste plaats hebben we als onderwerp voor onze blijde beschouwing: DE DUIVEL DIE DE VERZOCHTE MET RUST LAAT.
Wanneer verliet de duivel onze Here? Toen hij klaar was met de verzoeking. Het moet een grote opluchting voor onze Goddelijke Meester zijn geweest toen satan Hem verliet; de lucht zelf moet zuiverder zijn geweest en geschikter om in te ademen. Zijn ziel moet een grote opluchting hebben gevoeld toen de boze geest was weggegaan, maar hij ging niet, zo wordt ons verteld, totdat hij alle verzoeking had beëindigd. Lukas zegt het zo: “Toen de duivel alle verzoeking ten einde had gebracht, week hij van Hem tot een bestemde tijd.” Satan zal niet weggaan voordat hij de laatste pijl uit zijn pijlkoker heeft geschoten. Zijn boosaardigheid is zo groot dat hij, zolang hij kan verzoeken, zal verzoeken. Zijn wil verlangt onze totale vernietiging, maar zijn macht is niet gelijk aan zijn wil. God geeft hem geen macht zoals hij die graag zou willen bezitten; er is altijd een limiet gesteld aan zijn aanvallen. Als satan u de hele tijd heeft verzocht en al zijn verzoekingen heeft beëindigd, dan zal hij u verlaten. U hebt nog niet alle vormen van verzoeking ondergaan; u mag dus niet verwachten dat u absoluut en geheel door de aartsvijand wordt verlaten. Als u onder zijn aanvallen lijdt, kan het lang duren voordat hij zijn hand terughoudt, want hij zal alles doen wat hij maar kan om u naar het kwaad te leiden en de genade die in u is te vernietigen. Toch komt er eerder een einde aan zijn verzoekingen dan hij wenst, want, zoals God tegen de machtige zee heeft gezegd: “Tot hiertoe zult u komen, maar niet verder en hier zullen uw trotse golven worden tegengehouden”, zegt Hij dat tegen de duivel. Toen Hij satan toestond de genade van Job op de proef te stellen en zijn oprechtheid te bewijzen, liet Hij hem net zo ver gaan, maar niet verder en toen hij om nog meer macht vroeg, was er nog steeds een grens. Er is altijd een grens aan satans macht en wanneer hij dat punt bereikt, zal hij worden gestopt; meer kan hij niet doen. U bent nooit zo in de hand van satan dat u buiten de hand van God bent. Als u een gelovige bent, komt u nooit zo in de verzoeking dat er voor u geen uitweg meer is. God staat toe dat u om vele redenen wordt beproefd die u misschien niet helemaal zou kunnen begrijpen, maar die Zijn oneindige wijsheid wel voor u begrijpt, maar Hij zal niet toestaan dat de roede van de boze op het lot van de rechtvaardigen rust. Het kan daar vallen, maar het zal daar niet rusten. De Here kan toelaten dat u in het vuur wordt gezet, maar het vuur mag niet heter worden gestookt dan u kunt verdragen. “Toen de duivel alle verzoeking ten einde had gebracht, week hij van Hem.”
Satan verliet Christus echter pas toen hij in elke verzoeking had gefaald. Toen de Here hem op elk punt had afgeslagen, elke verzoeking had beantwoord met een tekst uit de Heilige Schrift en Zijn eigen vastberadenheid had bewezen om Zijn integriteit vast te houden en die niet los te laten, vertrok de vijand, pas op dat moment. O, broeders en zusters, als u het kunt volhouden, als u zich kunt verzetten tegen dit en dan tegen dat, als u bestand bent tegen afkeurende blikken en bestand tegen vleierijen, als u bestand bent tegen voorspoed en bestand tegen tegenspoed, als u bestand bent tegen sluwe insinuaties en openlijke aanvallen, als u de veldslag hebt gewonnen, zoals u door Gods genade zult doen, net zoals uw Meester het deed, dan zal de vijand van u wijken! “Wel”, zegt iemand, “ik zou graag willen dat hij van mij weggaat, want ik heb veel last van hem gehad”, waarop ik heel hartelijk “Amen” zeg.
Laten we er een paar ogenblikken over nadenken wanneer satan het kind van God zal verlaten, zoals hij dat deed met de grote Zoon van God.
Ik twijfel er niet aan dat hij dat zal doen als hij merkt dat het nodig is dat hij ergens anders is. Satan is niet overal en kan dat ook niet zijn, want hij is niet goddelijk. Hij is niet alomtegenwoordig, maar – zoals iemand heeft gezegd – hoewel hij niet overal aanwezig is, zou het moeilijk zijn te zeggen waar hij niet is, want hij beweegt zo snel; hij is zo’n behendige geest, dat hij hier en daar en overal lijkt te zijn; waar hij niet persoonlijk is, wordt hij vertegenwoordigd door die enorme schare, de legioenen gevallen geesten, die onder zijn controle staan; zelfs waar zij niet zijn, voert hij zijn boze plannen uit, zodat hij het zuurdesem aan het werk laat en de slechte zaden laat groeien, terwijl hij zelf ergens anders heen is gegaan. Toch komt het waarschijnlijk niet vaak in iemands leven voor dat iemand daadwerkelijk in conflict komt met satan zelf. We zijn nu met te veel mensen om al zijn tijd en kracht aan één persoon te kunnen geven; hij moet ergens anders zijn. O, ik verlang ernaar het middel te zijn om het getal van Gods volk te vermenigvuldigen door de prediking van het Woord, zodat het evangelie van de genade van God mag uitvliegen en tienduizenden mensen mag binnenbrengen, zodat de duivel meer te doen mag hebben en daarom niet in staat zal zijn in diverse opzichten zoveel van zijn woedende aandacht te schenken aan de kinderen van God.
Hij verlaat Gods volk ook heel snel als hij ziet dat zij gesteund worden door superieure genade. Hij hoopt ze te vangen als de genade op een laag pitje staat. Als hij ze kan overvallen wanneer het geloof erg zwak is, wanneer de ogen van de hoop dof zijn, wanneer de liefde afgekoeld is, dan denkt hij dat hij gemakkelijk gevangen kan nemen, maar waar we vervuld zijn met de Geest zoals de Meester was (God geve dat we dat mogen zijn!) bekijkt hij ons van top tot teen en gaat er gauw vandoor. Als een oude piraat, die op de uitkijk is naar koopvaardijschepen, maar als hij schepen tegenkomt die genoeg kanonnen aan boord hebben en sterke handen hebben om hem hartelijk te ontvangen, gaat hij achter een andere schuit aan die niet zo goed in staat is zijn aanvallen te weerstaan. O, broeders en zusters, wees niet zomaar Christenen, of nauwelijks Christenen met net genoeg genade om u uw onvolkomenheden te laten zien, maar bid tot God om u machtige genade te geven, zodat u “sterk mag zijn in de Here en in de kracht van Zijn macht”, zodat, nadat de duivel u op de proef heeft gesteld en ontdekt heeft dat de Here met u is en dat God in u woont, u mag verwachten dat satan u zal verlaten zoals het bij uw Meester het geval was en ook bij u zal gebeuren.
Soms denk ik echter dat satan ons persoonlijk verlaat, omdat hij weet dat het niet verzocht worden voor sommige mensen een groter gevaar is dan verzocht te worden. “O!” zegt u, “hoe kan dat?” Broeders, zusters, weet u niets van vleselijke zekerheid, van het feit dat u, zoals u denkt, alleen nog in de genade moet groeien en, naar u hoopt, heel kalm, heel gelukkig en heel nuttig bent met onder u een zee van glas, zonder een rimpeling op de golven? “Ja”, zegt u, “ik ken die ervaring wel en ik ben er dankbaar voor.” Hebt u tegelijkertijd nooit het idee over u heen gekregen dat u iemand bent, dat u wonderlijk veel ervaring opdoet, dat u een uitmuntend kind van God bent, rijk en verrijkt in goederen. En hebt u niet net als David gezegd: “Ik zal nooit wankelen”? Mogelijk hebt u met enige wantrouwen naar enkele van uw vrienden gekeken, die beefden, die timide waren en van dag tot dag tot God riepen om hen te bewaren. U bent Heer Machtig geweest, u bent Heer Grote Nummer Eén geweest en iedereen moet voor u buigen. Ach ja, u bent nu in een slechtere toestand terechtgekomen dan waar zelfs degenen in zijn die verzocht worden door satan! Een kalmte in de tropen is meer te vrezen dan een storm; in zo’n kalmte wordt alles stil en stagneert, het schip beweegt nauwelijks, het is als een geschilderd schip op een geschilderde zee en het komt in zo’n soort toestand als beschreven wordt door Coleridge’s Ancient Mariner:

“De hele diepte was aan het rotten:
Helaas, dat dit ooit zou gebeuren!
En slijmerige dingen met poten kropen werkelijk
Over de slijmerige zee.”

“O!” zegt u, “dat is verschrikkelijk.” Ja, en dat is de neiging van een ziel die vrede heeft met zichzelf en niet van vat tot vat wordt geleegd. Ik vrees dat dit vaak het geval is bij degenen die denken dat ze bovennatuurlijk heilig zijn. Een merkwaardig feit kan worden bewezen door overvloedig bewijsmateriaal, namelijk dat de opschepperij over menselijke volmaaktheid op de voet wordt gevolgd door obsceniteit en losbandigheid. De meest onreine sekten die ooit de bladzijde van de geschiedenis hebben geschonden, zijn gesticht door degenen die het idee hadden dat ze niet meer verzocht konden worden, dat ze opgehouden waren met zondigen en nooit meer de wet zouden kunnen overtreden. “Ah!” zegt satan, “dit idee doet mijn werk veel beter dan het verzoeken van een mens. Als ik hem verzoek, staat hij op om mij te weerstaan. Hij heeft zijn ogen open, hij grijpt zijn zwaard en zet zijn helm op, hij roept tot God: “Here, help mij!” en hij waakt dag en nacht. Hoe meer hij in verzoeking komt, hoe meer hij op God ziet en vraagt om kracht. Maar als ik hem helemaal met rust laat en hij gaat slapen, wel, dan is hij niet in de strijd; als hij zich volkomen veilig begint te voelen, kan ik onverwachts bij hem binnensluipen en snel een einde aan hem maken.” Dit is één reden waarom satan sommige mensen onbeproefd laat. Een brullende duivel is beter dan een slapende duivel; er is geen verzoeking erger dan helemaal nooit verzocht te worden.
Nogmaals, ik twijfel er niet aan dat satan ons verlaat, ja, ik weet dat hij dat doet, wanneer de Here tegen hem zegt wat Hij in de woestijn zei: “Ga weg, satan”; dat zegt Hij ook als Hij ziet dat een van Zijn arme kinderen wordt rond gesleept, gemarteld, gewond en bloedend. Hij zegt: “Ga weg, satan. Ik sta je toe mijn verdwaalde schapen binnen te halen, maar maak het ze niet zo lastig dat ze dood gaan. Ga weg, satan.” De oude hellehond kent zijn Meester en hij vlucht meteen.
Deze stem van God zal komen als de Here ziet dat wij ons volledig op Hem werpen. In het gebed van mijn broeder heeft hij ons voorgesteld, als u zich dat herinnert, dat we, als we onze last op de Here werpen, er misschien niet van af kunnen komen. De oplossing was om onszelf en onze last op de Here te werpen. De beste manier van alle om helemaal van de last af te komen, is door uzelf, maar zonder uw last, op de Here te werpen. Laat me u herinneren aan een verhaal dat ik u ooit vertelde, over een heer die tijdens zijn rit in zijn sjees een sjouwer zag met een zware bepakking en hem vroeg of hij mee wilde rijden. “Ja, en dank u, meneer.” Maar tijdens het rijden hield hij zijn pak op zijn rug. “Oh!” zei de vriend, “waarom doe je het pak niet van je rug en zet je het voor je neer?” “Wel, meneer”, zei hij, “het is zo vriendelijk van u om mij een lift te geven, dat ik niet graag misbruik wil maken van uw goede aard en ik bedacht dat ik het pak zelf zou willen dragen!” “Nou,” zei de ander, “maar zie je, het maakt mij niet uit of je hem wel of niet draagt; ik moet jou en je pak dragen; dus je kunt hem beter losmaken en voor je neerleggen.” Dus vriend, als u uw last op God werpt, maak hem dan los. Waarom zou u het zelf dragen als God bereid is het te dragen? Geliefden, er zijn momenten waarop we dat vergeten; maar wanneer wij kunnen komen, onszelf volkomen kunnen overgeven en zeggen: “Here, hier ben ik, verzocht, arm en zwak; maar ik kom en rust in u; ik weet niet wat ik van U moet vragen, maar uw dienaar heeft gezegd: ‘Werp uw bekommernis op de Here, en Hij zal voor u zorgen. Hij zal nimmermeer toelaten dat de rechtvaardige wankelt.’ Ik lig aan uw voeten, mijn Here; hier ben ik, hier zou ik willen zijn. Doe met mij wat goed is in Uw ogen, handel slechts met tedere barmhartigheid met uw dienaar”, dan zal de Here de vijand berispen; de golven van de zee zullen stil zijn en er zal een grote kalmte zijn.
Tot zover de duivel die de Verzochte verlaat. Hij doet het, hij moet het doen, wanneer God het gebiedt.

II. Maar laten we nu, ten tweede, denken aan DE ENGELEN DIE DE VERZOCHTE DIENEN.
De engelen kwamen en dienden onze Here nadat satan verdwenen was. Merk op dat zij niet kwamen terwijl onze Here in de strijd was. Waarom niet? Wel, omdat het nodig was dat Hij de wijnpers alleen zou treden, en omdat het glorievoller voor Hem was dat er onder de mensen niemand bij Hem zou zijn! Als er engelen waren geweest om Hem te helpen in het duel met de tegenstander, hadden zij misschien gedeeld in de eer van de overwinning, maar ze moesten wegblijven tot het gevecht voorbij is en als de vijand weg is, dan komen de engelen. Er is opgemerkt dat er niet staat dat de engelen heel vaak eraan kwamen om Jezus te dienen, wat ons zou doen denken dat ze altijd dichtbij waren, dat ze binnen gehoorsafstand zweefden, toekeken en klaar stonden om tussenbeide te komen als ze zouden kunnen. Zij waren een lijfwacht rondom onze Here, net zoals ze dat vandaag de dag zijn rondom Zijn volk, want “zijn zij niet allen dienende geesten, uitgezonden ten behoeve van hen die het heil zullen beërven?” Maar op het moment dat het gevecht voorbij was, kwamen de engelen en dienden Christus. Waarom was dat?
Ik veronderstel in de eerste plaats omdat Hij als mens bijzonder uitgeput was. Hij had honger, zo wordt ons verteld, en dat duidt op uitputting. Maar daarnaast moet de spanning van veertig dagen verzoeking enorm zijn geweest. Mannen kunnen onder druk standhouden, maar als die minder wordt, vallen ze. Elia kan wonderen verrichten; hij kan de priesters van Baäl verslaan en zich als held gedragen, maar nadat het allemaal voorbij is, faalt Elia. Als mens was onze Here onderworpen aan de zondeloze zwakheden van ons vlees en het was nodig dat engelen zouden komen om Hem te dienen, net zoals de engel deed in de hof, na de worsteling en het bloedige zweet.
Maar het was ook omdat Hij als mens deel moest nemen aan de bediening die God aan de mens had toegewezen. Hij heeft engelen aangesteld om over Zijn eigen volk te waken; in zoverre Jezus onze Broeder is en kinderen deel hebben aan de bediening door engelen, had Hij zelf ook daaraan deel om te laten zien hoe Hij onze zwakheid op Zich nam. Daarom had Hij die hulp nodig en ontving Hij die hulp, welke de Vader heeft beloofd aan al Zijn kinderen.
Was het niet, nogmaals, omdat Hij zo geliefd was bij de engelen en zij zo loyaal aan Hem waren? Ze moeten zich verbaasd hebben toen ze Hem op aarde geboren zagen worden en hier in armoede zagen leven en toen ze zagen dat Hij door de vijand werd verzocht, moeten ze de tegenstander hebben verafschuwd. Hoe kon het satan toegestaan worden zo dicht bij hun reine en heilige Meester te komen? Ik denk dat Milton zich dit tafereel had kunnen voorstellen en dat hij elke serafijn daar getekend zou hebben, verlangend om zijn zwaard van vuur te laten komen in het hart van de gemene duivel die zo dicht bij de Vorst van reinheid durfde te komen, maar ze mochten niet tussenbeide komen. En toch, zodra ze maar konden, kwamen ze met vreugde en dienden Hem.
En blijkt hieruit niet ook dat Hij een aard had die zeer gevoelig was voor de aanraking van engelen? U en ik zijn grof en hard van hart.

“Ontelbare geesten verdringen zich in de lucht:
Ze zijn rondom ons nu.”

Vrouwen moeten hun hoofd bedekken tijdens de dienst “vanwege de engelen.” Er zijn veel daden van decorum in de heilige aanbidding die in stand moeten worden gehouden “vanwege de engelen”. Ze zijn ontelbaar, ze worden gestuurd om ons te dienen, maar we hebben er geen gevoel voor; vaak nemen we ze niet waar. Maar Jezus was één en al tederheid en gevoeligheid, en Hij wist dat de engelen daar waren, dus het was gemakkelijk voor hen om Hem te komen dienen. Wat zij deden toen zij Hem dienden, kunnen wij niet zeggen. Ik zou zeker denken dat ze Zijn lichamelijke natuur verzorgden, want Hij had honger en ze brachten Hem graag eten, maar ze ondersteunden ook Zijn mentale en geestelijke natuur met woorden van troost. De aanblik van hen herinnerde Hem aan het huis van Zijn Vader, herinnerde Hem aan de heerlijkheid die Hij terzijde had gelegd. De aanblik van hen bewees dat de Vader Hem niet vergat. Hij had de huistroepen van de hemel gestuurd om Hem te hulp te komen. De aanblik van hen moet Hem hebben doen vooruitzien naar de dag waarover de dichter zingt:

“Zij brachten Zijn strijdwagen van boven,
Om Hem naar zijn troon te dragen;
klapten met hun triomfantelijke vleugels en riepen:
‘Het glorieuze werk is gedaan.’’’

Welnu, broeders, als we in verzoeking komen, zullen we dan engelen hebben om ons te helpen? Wel, we zullen zeker het equivalent van engelen hebben. Vaak stuurt God, na een verzoeking, zijn menselijke boodschappers. Velen van u kunnen vertellen hoe, als u het Woord hebt gehoord na een slechte tijd van verzoeking, de evangelieboodschap wonderbaarlijk liefelijk voor u is geweest. U hebt in uw kerkbank gezeten en gezegd: “God heeft die preek met opzet voor mij gezonden.” Of, als u geen preek hebt gehad, hebt u de Bijbel gelezen, en het leek alsof de woorden op de bladzijde brandden en gloeiden; u hebt uw ziel verwarmd door hun hitte. Is het bij u niet vaak zo geweest? Zijn alle heilige dingen na de beproeving niet liefelijker dan voorheen? Hebt u ze niet zo bevonden? Ik getuig bereidwillig dat Christus nooit zo kostbaar lijkt, dat de beloften nooit zo rijk en zeldzaam lijken, dat de evangelische leer nooit zo dicht aan mijn hart kleeft en mijn hart daaraan, als na een tijd van pijnlijke beproeving, wanneer ik het bed moest houden buiten de heilige dienst en gekweld werd door pijn. O, dan komen de engelen en dienen ons, in de vorm van mannen die het Woord prediken, of in de vorm van de levende, aansprekende bladzijde van Gods geschreven Woord!
Ik heb ook gemerkt dat God soms Zijn verzochte volk opvrolijkt met heldere zonneschijn na regen door een aantal zeer genadige voorzienigheden. Er gebeurt iets waar ze niet op hadden kunnen hopen, zo aangenaam, zo behulpzaam, dat ze moesten uitbarsten in zingen, ook al hadden ze net gezucht. De kooideur werd wijd open gezet en Gods vogel heeft zo’n vlucht genomen en zo lieflijk gezongen, terwijl het opsteeg naar de hemelpoort, dat de ziel in een heilige leeuwerik leek te zijn veranderd met zijn opstijgende muziek. Hebt u de Here niet erg genadig jegens u bevonden na een zware beproeving of een sterke verzoeking? Ik geloof dat dit het getuigenis zal zijn van veel ervaren Christenen.
En net zoals er deze uitgelezen voorzienigheden komen, twijfel ik er niet aan dat er daadwerkelijke engelen komen die ons dienen, ook al zijn we ons niet bewust van hun aanwezigheid. Ik twijfel er niet aan dat ze heilige gedachten te binnen kunnen brengen om ons troost te bieden, maar boven de engelen, veel hoger dan de hulp van engelen, is de Heilige Geest, de Trooster. Hoe liefelijk kan Hij elke wond sluiten, en het zelfs laten zingen, terwijl het geneest! Hij maakt dat het gebeente dat God had gebroken, zich verheugt en Hij vervult ons met een diepere ervaring van blijdschap dan we ooit eerder hebben gekend.
Welnu, ik veronderstel dat sommigen van u hier vanavond in deze toestand verkeren, dat satan u heeft verlaten en dat engelen u dienen. Als dat zo is, bent u erg blij. Prijs uw God ervoor. Er heerst een grote rust. Dank God voor de stilte na de storm. Ik hoop, mijn broeder, dat u sterker bent geworden door wat u hebt doorstaan, en dat het conflict u volwassener heeft gemaakt en u heeft voorbereid op iets beters. Nu, wat deed onze Here nadat de duivel Hem had verlaten en de engelen waren gekomen om Hem te dienen? Ging Hij naar huis, bleef Hij daar en begon te zingen over Zijn heerlijke ervaringen? Nee, we zien Hem direct daarna prediken, vol van de Geest van God. Hij ging overal heen en verkondigde het Koninkrijk. Hij werd gevonden in de synagoge of op de heuvelhelling. Juist in de mate waarin de Geest van God Hem in staat had gesteld de vijand te overwinnen, zien we dat Hij eropuit gaat om die kracht te besteden in de dienst van Zijn Here. O verzochte, hebt u een tijdelijke verlichting? Besteed die verlichting aan Hem Die het u heeft gegeven. Is het nu rustig, na een storm? Ga nu en bezaai uw akkers met het goede zaad. Hebt u uw oog afgeveegd en is de zoute traan weg? Ga dan, zing een psalm; zing voor uw Geliefde en ga naar Zijn wijngaard, vang de vossen, snoei de wijnstokken en graaf er omheen; doe het noodzakelijke werk voor Hem Die zoveel voor u heeft gedaan. Luister. U bent bevrijd. Er zijn velen in gebondenheid aan satan, die niet zoals u tegen hem strijden, maar zijn gewillige slaven zijn. O kom, mijn broeder, uw God heeft u bevrijd, ga achter hen aan! Ga achter de gevallen vrouw en de dronken man aan. Ga, zoek en vind de meest losbandigen, de meest verdorvenen. Zorg vooral voor iemand uit uw eigen huis die is als de verloren zoon.

“O, kom, laten we ze gaan zoeken!
Op de paden van de dood zwerven ze:
Aan het einde van de dag zal het zoet zijn om te zeggen:
‘Ik heb een verlorene thuisgebracht’”;

en het zal goed zijn om dit te zeggen, als de Here zo goed met u heeft gehandeld.

III. Nu moet ik afsluiten met u te herinneren aan het derde punt, dat een scherpe waarheid is, namelijk DE BEPERKING VAN ONZE RUST. Satan verliet Christus “een tijdlang”, of tot een geschikte gelegenheid.
Heeft de duivel onze Here opnieuw aangevallen? Ik ben er niet zeker van dat hij dat persoonlijk deed, maar hij deed dat op verschillende manieren door anderen. Ik merk dat hij al snel probeerde Hem in zijn toespraak te verstrikken. Dat is bij ons heel eenvoudig te doen. Iemand kan vanavond iets pakken wat ik heb gezegd, het uit zijn context halen en het totaal anders laten klinken en laten lijken dan wat er mee bedoeld werd. U weet hoe de Herodianen, de Sadduceeën en de Farizeeën dit met onze Here deden; ze probeerden Hem in Zijn spreken te verstrikken. In dit alles leidde satan hen. Satan verzette zich ook actief tegen de bediening van Christus en Christus verzette zich tegen satan, maar Jezus won de veldslag, want Hij zag satan als een bliksem uit de hemel vallen.
Nog listiger was het plan waarmee de dienaren van de duivel, de demonen die uit bezeten personen werden geworpen, Jezus de Zoon van God noemden. Hij berispte hen omdat Hij geen getuigenis van hen wilde. Ongetwijfeld vond de duivel het een heel slim iets om de Redder te prijzen, omdat de vrienden van de Redder Hem dan zouden gaan wantrouwen, als Hij door de duivel werd geprezen. Dit was een duistere truc; maar de Meester legde hem het zwijgen op. U herinnert zich nog hoe Hij bij een bepaalde gelegenheid zei: “Zwijg en ga uit van hem.” Het was zoiets als dit: “Af hond! Ga eruit!” Christus is nooit erg beleefd tegen satan; een paar woorden en heel krachtige woorden zijn alles wat nodig is voor deze aartsvorst van het kwaad.
Satan verzocht onze Here door Petrus. Dat is een plan dat hij vaak bij ons heeft uitgeprobeerd, waarbij hij een vriend van ons zijn vuile werk liet opknappen. Petrus nam zijn Here terzijde en berispte Hem, toen Hij sprak over bespuugd worden en ter dood gebracht worden. Toen zei de Here: “Ga achter Mij, satan!” Hij zag hoe de duivel de tederheid van Petrus gebruikte in een poging Hem van Zijn zelfopoffering af te brengen. O, hoe vaak heeft satan ons op die manier verzocht, ons spreken verdraaid, ons tegengewerkt in ons werk, ons geprezen uit slechte motieven om ons te misleiden en dan vervolgens een vriend opgestookt om te proberen ons van de heilige zelfverloochening af te brengen!
Er waren ook af en toe momenten van ontmoediging bij onze Here. Zo lezen we in Johannes 12:27: “Nu is mijn ziel ontroerd en wat zal Ik zeggen? Vader, verlos Mij uit dit uur?” Het lijkt erop dat hij destijds erg zwaarmoedig was. Maar het diepste zinken van de ziel vond plaats toen Zijn ziel in de tuin “buitengewoon bedroefd was, zelfs ten dode toe”. Satan had de hand in die zware beproeving, want de Here had gezegd: “De vorst van deze wereld komt”, en Hij zei tot degenen die Hem kwamen arresteren: “Dit is jullie uur en de macht der duisternis.” Het was een verschrikkelijke tijd. De bediening van onze Here begon en eindigde met een felle aanval van satan. Hij verliet hem na de verzoeking; maar slechts een tijdlang.
Welnu, geliefde vrienden, als we vanavond vrede en rust hebben en niet verzocht worden, laten we dan niet zelfverzekerd worden. De duivel zal bij een geschikte gelegenheid opnieuw naar ons toekomen. En wanneer zal dat zijn? Bij u en bij mij zijn er heel veel geschikte mogelijkheden. Eén ervan is wanneer we niets te doen hebben. U kent de regels van Dr. Watts:

“Satan ontdekt steeds wat ondeugd,
Dat nietsdoende handen kunnen doen.”

      Hij zal ons komen aanvallen wanneer we alleen zijn. Ik bedoel wanneer we verdrietig en eenzaam zijn, terwijl we in ons eentje er chagrijnig bij zitten.
Maar satan vindt ook een zeer geschikte gelegenheid wanneer we in gezelschap zijn, vooral als het een zeer gemengd gezelschap is, een gezelschap van personen misschien die boven ons staan in opleiding en positie, maar die God niet vrezen. We kunnen er gemakkelijk door worden geïmponeerd en op een dwaalspoor worden gebracht. Satan zal dan komen.
Ik heb hem vaak de gelegenheid te baat zien nemen tegen de kinderen van God wanneer we beroerd en ziek zijn, de oude lafaard! Hij weet dat we hem niet erg vinden als we in goede gezondheid verkeren, maar soms, wanneer we door ziekte en pijn in de put zitten, begint hij ons te verzoeken om te wanhopen.
Dat zal hij ook met ons doen wanneer we heel erg arm zijn. Wanneer een man een groot verlies in zaken heeft geleden, komt satan er aan en insinueert: “Is dit hoe God Zijn kinderen behandelt? Gods volk is niet beter af dan andere mensen.”
      Wanneer we dan vooruit komen in de wereld, draait hij het de andere kant op en zegt: “Vreest Job zonder reden God? Hij heeft baat bij zijn godsdienst.” U kunt het de duivel hoe dan ook niet naar de zin maken en u hoeft dat ook niet te willen. Hij kan uit alles een verzoeking voor u maken.
Ik ga iets zeggen dat u zal verrassen. Een moment van grote verzoeking is wanneer we erg geestelijk zijn. Wat mijzelf betreft, ik ben nog nooit in zo’n groot gevaar geweest als toen ik met heilig vuur een geestelijke samenkomst leidde en me meegesleept voelde door verrukking in God. U weet dat het gemakkelijk is om op de Berg der Verheerlijking te zijn en dan satan aan de voet ervan tegen te komen zoals onze Here, toen Hij van die heuvel afdaalde.
Een andere tijd van verzoeking is wanneer we al iets verkeerd hebben gedaan. “Nu begint hij uit te glijden”, zegt satan; “ik zag hem struikelen; nu zal ik hem tegen de grond krijgen.” O, hoe belangrijk is een spoedig berouw en een oprechte vlucht naar Christus, telkens wanneer er een ernstige fout is geweest, ja, en voordat de ernstige fout komt, zodat we beschermd mogen worden tegen vallen!
En satan vindt een goede gelegenheid om ons te verzoeken wanneer we niet gezondigd hebben. Nadat we verzocht zijn geweest, de strijd hebben gewonnen en standvastig zijn gebleven, komt hij en zegt: “Nu, goed gedaan van jouw kant; je bent een schitterende heilige.” Wie zichzelf een schitterende heilige vindt, komt dicht in de buurt van een schandelijke zondaar, ga daar maar van uit; satan krijgt al gauw de overhand over hem.
Als u succesvol bent in zaken of succesvol bent in heilig werk, dan zal satan u verzoeken. Als u niet succesvol bent en een slechte tijd hebt gehad, zal satan u verzoeken. Als u een zware last te dragen hebt, zal hij u verzoeken. Als die last eraf is, zal hij u erger dan ooit verzoeken. Hij zal u in de verzoeking brengen als u een zegen hebt verkregen waarvan u dacht dat het zo’n grote gunst was; net zoals God in de woestijn, toen zij om vlees riepen en zeiden dat zij vlees moesten hebben, hun de wens van hun hart gaf, maar schaarste in hun ziel zond. Net als u datgene verworven hebt waarnaar u op zoek bent, komt er een verzoeking; waarop ik alleen maar dit te zeggen heb: “Wees waakzaam.” “Wat Ik tegen u zeg, zeg Ik tegen allen,” zei Christus, “Waakt. Waakt en bidt, dat gij niet in verzoeking komt.” En bij de strijd en de overwinning van uw Meester, ga moedig de strijd aan en verwacht te overwinnen door geloof in Hem, net zoals Hij overwon.
Maar wat moet ik zeggen tegen degenen die de slaven en vrienden van satan zijn? De Here zij u genadig! Als u wilt ontsnappen, is er maar één weg. Daar is het kruis en Christus hangt daaraan. Zie op Jezus; Hij kan u bevrijden. Hij kwam met het doel om de gevangenen vrijheid te verkondigen. Zie en leef. Zie nu en leef nu. Ik smeek u, doe het, ter wille van Hem. Amen.