Selecteer een pagina

Geen enkele twijfel! Geen enkele twijfel!
 

>>PDF<<
 

DOOR C.H. SPURGEON.

 

     Onze vriend, dr. William Graham, uit Bonn, is onlangs uit dit leven heengegaan en ons wordt verteld dat iemand op zijn sterfbed tegen hem zei: “Hij heeft gezegd: Ik zal u nooit verlaten, noch in de steek laten.” Waarop de goede man met zijn laatste adem antwoordde: “Geen enkele twijfel! Geen enkele twijfel!”
     Het zou inderdaad een vreselijke zaak zijn als er enige twijfel over bestond. Als de Here God de Zijnen kon verlaten of in de steek laten, zou het een slechte dag voor ons zijn. Als God een goed werk begon en het niet voortzette, als Zijn liefde een ziel aanvaardde en vervolgens verwierp, als Jezus de koopprijs betaalde en de verlossing niet volledig tot stand bracht, als de Heilige Geest de nieuwe geboorte teweegbracht en toch niet doorging met het inblazen van eeuwig leven in de ziel, dan zou dat inderdaad iets afschuwelijks zijn. Neem de leer van de uiteindelijke volharding van de Goddelijke liefde uit de Bijbel weg, en wat hebt u nog over aan troost en ondersteuning voor het beproefde volk van God? Omdat God volhardt in de genade, daarom volharden de heiligen in geloof. De toekomst wordt donker, de zon trekt zich terug, de maan weigert te schijnen en elke ster dooft uit, als eenmaal blijkt dat eeuwige liefde vergankelijk is en genade een tijdelijk geschenk blijkt te zijn. Als er twijfel bestaat aan Gods trouw, wordt ons hele wezen gesmoord in een ondraaglijke somberheid. Wat mij betreft zou ik er niet de moeite voor nemen het evangelie te prediken, noch het te geloven, als het van voorbijgaande aard, onstabiel en onzeker zou zijn. Het zou de moeite waard zijn om vanwege de leer van het eeuwige leven naar de gevangenis en de dood te gaan. Maar voor een grillige glimp van leven met daar tussenin periodes van dood, die een bestaan vormen ​​waarvan het einde uiteindelijk voor eeuwig zwarte duisternis moet zijn, zou het niet de moeite waard zijn om ook maar één atoom van onze kracht in te zetten. Wij hebben “Geen enkele twijfel! Geen enkele twijfel!” Wat dat betreft zijn we volledig verzekerd, als we in één adem belijden en bidden: “De HERE zal het voor mij voleinden. O HERE, Uw goedertierenheid is tot in eeuwigheid. Laat niet varen de werken Uwer handen.” “Daarom heeft God, toen Hij des te nadrukkelijker aan de erfgenamen der belofte het onveranderlijke van Zijn raad wilde doen blijken, Zich onder ede verbonden, opdat door twee onveranderlijke dingen, waarbij het onmogelijk is dat God liegen zou, wij, die tot Hem de toevlucht hebben genomen, een krachtige aansporing zouden hebben om de hoop te grijpen die voor ons ligt.”

“Hij zal ons nooit begeven,
Hij zal niet verlaten;
 Zijn eeuwige verbond
Zal Hij nooit verbreken!
Rustend op Zijn belofte,
Is angst ver weg;
God is altijd bij u,
Kinderen van de dag!”
 

     De troost die een leerstuk biedt, moet afhangen van de mate van geloof waarmee deze wordt ontvangen. ‘U geschiede naar uw geloof’ is de regel van het Koninkrijk. Geen ziel kan de buitengewone grootheid van Gods macht in enig onderricht van Zijn woord kennen totdat zij kan zeggen: “Geen enkele twijfel! Geen enkele twijfel!” Ongeloof is een grote verstoorder van de rust. Hij die de diepe vrede wil ervaren die door het verzoenende offer wordt gebracht, moet geen twijfel hebben over de aanvaarding ervan door God. Hij die de vreugde van het zoonschap wil kennen, moet met kracht de satanische suggestie afweren: “Indien Gij de Zoon van God zijt.” Hij die de kracht van de opstanding van Christus wil kennen en daardoor over de dood wil zegevieren, moet geen twijfel hebben over het goed bewezen feit dat “de Here waarlijk is opgestaan.” Zoals een klein steentje in de schoen de reiziger pijnlijk mank zal doen lopen, zo zal de minste verdenking de wandel in het geloof bederven. We hebben gezien hoe een bijna onzichtbare korrel rode kleurstof een grote hoeveelheid water kleurde, totdat het allemaal, als door het wonder van Mozes, in bloed leek te veranderen, en zo kan het kleinste greintje wantrouwen in de ziel een sprankelende, kristalheldere waarheid omzetten in een vermoeiend en misselijkmakend twistgesprek. Het geloof vindt dat de waarheid inderdaad eten en drinken is, maar het ongeloof verafschuwt alle soorten voedsel, tenzij het een weerzinwekkend aas is, want zijn eetlust is verdorven. “Hij voedt zich met as; het bedrogen hart heeft hem terzijde afgeleid.” De waarheid leeft in de mens omdat hij erin gelooft, maar de kracht ervan is verdwenen wanneer hij er vraagtekens bij zet. Binnen het individu zijn dit de tegenovergestelde invloeden van geloof en twijfel en op grotere schaal onder velen gaat het net zo. Predik de waarheid met het accent van overtuiging en het zal bekering tot gevolg hebben, maar spreek het met ingehouden adem, of sputter het uit met twijfelende lippen en het zal geen wonder teweegbrengen in het hart van de toehoorders. O prediker, voordat u de preekstoel opgaat, zeg in uw ziel: “Geen enkele twijfel! Geen enkele twijfel!” Als de adder van de twijfelzucht zich in uw hart nestelt, zwijg dan voor het aangezicht van de Here, of stort het verborgen kreunen en bidden van uw ziel uit tot God, dat Hij u wil laten geloven wat u te verkondigen hebt, zodat u daarna kunt zeggen: “Ik geloof, daarom heb ik gesproken.”
     Het is onze ernstige overtuiging dat openlijke ontkenners van de waarheid niet een ​​honderdste deel van de schade kunnen aanrichten die wordt aangericht door de verborgen twijfelaars eraan. De giftige godslasteringen en woeste sarcasmen van de ongelovige zijn pijlen die overdag rondvliegen en de grote meerderheid van ons volk schermt zich daarvoor af, maar de bedekte suggestie, de nauwelijks uitgesproken insinuatie en de ogenschijnlijk openhartige vraag zijn als de pest die rondwaart in het donker, waaraan weinigen kunnen ontsnappen. Er zijn namen van ongelovigen die we nauwelijks zonder afgrijzen kunnen uitspreken en toch valt er misschien oneindig veel minder van hen te vrezen dan van bepaalde belijdende christelijke predikanten, die stiekem preekstoelen zijn opgegaan welke ooit door goede en waarachtige mannen werden bezet. Vanaf die verheven positie verkondigen zij dwalingen die hun voorgangers verafschuwden. We hoeven niet ver te gaan om te ontdekken dat universalisme van de meest verderfelijke soort wordt onderwezen binnen de grenzen van de evangelische Afscheiding, dat het socinianisme wordt verdedigd door mensen die tot de orthodoxen behoren, en dat er spot wordt gedreven met de inspiratie van de Heilige Schrift door degenen die dominees van Protestantse kerken worden genoemd, terwijl intussen wordt verklaard dat “de Bijbel, en de Bijbel alleen, de godsdienst van de Protestanten is.” Dit is ellendig, maar zelfs dit is, zo zien wij het, minder verderfelijk dan het onderwijzen van de Bijbelse waarheid en het hieraan koppelen van een soort ondertoon met de vraag of een woord ervan feitelijk waar is. We hebben de bovenstroom in een orthodoxe richting zien stromen, maar hebben al snel een sterkere stroming daaronder waargenomen die zich richting afval van het geloof spoedt. Dit is verachtelijk.
     Het beroepsmatig prediken en het ambtshalve herhalen van geloofsbelijdenissen zijn de meest effectieve methoden van de duivel om leugen te propageren en de waarheid te verslaan. Volledige verzekering van de zekerheid van wat wij prediken in de naam van de Allerhoogste God is absoluut noodzakelijk om de test van onze bediening te doorstaan; in feite is het de vraag of het überhaupt een bediening voor God is als het niet de bediening van het geloof is. Als alles wat niet uit geloof is, zonde is en het de mensen verboden wordt datgene te doen waar zij enige bedenkingen bij hebben, veel meer moet in heilige zaken een prediking die niet uit geloof voortkomt, zonde zijn en hoe kan zonde dan de gerechtigheid van God bevorderen? Als Jezus, de Zoon van God, voor iemand niet werkelijk en waarlijk God is en als die persoon dan de leer van de Godheid van de Verlosser durft te verdedigen, zal hij de waarheid alleen maar onteren. We mogen zijn prediking misschien niet verbieden, maar als de Meester hier was, zou Hij hem net zo zeker het zwijgen opleggen als Hij de duivels deed toen zij luidkeels verklaarden dat Hij de Zoon van God was. Als we niet geloven dat de Bijbel een bovennatuurlijk boek is, dat onfeilbaar de dingen onderwijst die leiden tot onze eeuwige verlossing, dan is hij die met opzettelijk ongeloof het toch als zijn leerboek gebruikt en ernaar verwijst als zijn gezagsbron, een speler met de waarheid en een bespotter van heilige dingen. Als een mens gelooft dat er niet zoiets bestaat als wedergeboorte, of dat de mens die niet nodig heeft, dan zal zijn poging om over de nieuwe geboorte te prediken alleen maar de twijfels over de realiteit ervan onder de menigte verspreiden. Wat ook in de verlamde hand van het ongeloof wordt gepresenteerd, wordt zelf aan het wiebelen gebracht. Het scepticisme is een walmende lamp die, hoewel het geen licht geeft, de atmosfeer met dikke duisternis, zo niet met stank, vervult. Als we ooit zullen zien dat mensen onder de macht van de wet tot een toestand van ware bekering gebracht worden, als we ooit zullen zien dat ze door de Heilige Geest bekeerd worden door middel van het evangelie van Christus Jezus, als we ooit de bekeerden geheiligd zullen zien en marcherend naar de veldslagen van de Meester als een leger met banieren, dan moeten we de waarheid vrijmoedig prediken, zoals we die behoren te prediken en we moeten van elke jota en tittel ervan zeggen: “Geen enkele twijfel! Geen enkele twijfel!”
      Veel mensen lijken ervan uit te gaan dat er geen zonde schuilt in het twijfelen aan Gods Woord; zij beschouwen het inderdaad als een van de hoogste verworvenheden van hun intellect dat zij koelbloedig de glorievolle Here God voor leugenaar durven uit te maken. Voor ons lijkt er geen grotere goddeloosheid te bestaan dan te kibbelen en te twisten met onze Schepper. Om ons voor te stellen dat de Heilige Geest onkundig is, of zich vergist, of een valse getuige is, dan moet dat bijna op de grens staan ​​van de zonde die tot de dood leidt. Overal in de Bijbel wordt geloof uitvergroot als de voornaamste wortel van deugd, en krijgt ongeloof het schandelijke stempel van een zielvernietigend kwaad. Een dwaling in de leer is net zo’n misdaad als overspel of diefstal. Wie is hij die het intellect van de mens heeft bevrijd van de heerschappij van de Allerhoogste? Mannen uit de oudheid zeiden: “Onze tongen zijn van onszelf” en nu zeggen ze: “Onze gedachten zijn van onszelf”; de geest van rebellie dicteert beide uitdagende uitspraken. Het eerste en grote gebod gebiedt ons de Here, onze God, lief te hebben, niet alleen met heel ons hart, maar ook met heel ons verstand. Het intellect is een deel van het schepsel en is daarom gebonden aan de Schepper. Bij een verlost mens is zijn intellect niet het zijne, want het is met een prijs gekocht; hij beschouwt het als een essentieel onderdeel van zijn discipelschap, dat hij als klein kind het woord van Christus ontvangt. Trots beoordeelt de daden van God en keurt Zijn uitspraken af, bekritiseert oneindige wijsheid, kiest en verkiest, en prijst of keurt de leringen van de Here af. Deze gedurfde veronderstelling maakt de menselijke rede tot de laatste scheidsrechter en zet de mens op de troon alsof hij de god van God is. Op dit alles verwaardigt de apostel Paulus zich geen ander antwoord dan dit: “Maar gij o mens, wie zijt gij, dat gij God zoudt tegenspreken?”
     Terwijl we deze chaos van twijfel achter ons laten en wegvluchten uit dit Stygische moeras van scepticisme, bidden we de Here om ons vaste vertrouwen in de eeuwige waarheden te handhaven en om de geest van Zijn volk in staat te stellen een zo stevige greep te krijgen op wat Hij heeft geopenbaard, dat zij allemaal mogen roepen: “God waarachtig en ieder mens leugenachtig.” Dan zullen we in ons eigen hart de kracht van de waarheid voelen, dan zullen we in het geweten en het bewustzijn van anderen dezelfde kracht op bovennatuurlijke wijze zien werken aan hun bekering en heiliging, maar niet eerder. Tot nu toe kan de Here niet veel machtige werken onder ons doen vanwege ons ongeloof. De toenemende scepsis van dit moment hindert de werking van de genade. Als we niet willen geloven, zullen we niet bevestigd worden. We zullen geen gouden tijdperk zien totdat het de gewoonte van alle Christenen is om over elke belofte of dreiging van de Allerhoogste te zeggen: “Geen enkele twijfel! Geen enkele twijfel!” Ongeloof is absurd als het om God gaat; sterker nog, het komt neer op godslastering. Twijfel aan de geopenbaarde waarheid is de dood voor de gemeenschap met Hem Die deze heeft geopenbaard. Hoe kan een mens met een ander mens communiceren, voordat hij hem het volste vertrouwen heeft gegeven? We kunnen geen echt contact hebben met degenen die we wantrouwen; de ongelovige kan geen echt contact met God hebben. “Zonder geloof is het onmogelijk God te behagen”; daarom moet de geest van twijfel die nu alom aanwezig is, Hem zeer onaangenaam zijn. En als God ontevreden is, hoe kan de gemeente dan bloeien? Ons werk zal worden belemmerd, onze vreugde zal worden getemperd, onze kracht zal worden verzwakt, onze triomf zal worden uitgesteld totdat we kunnen zeggen:

“ GEEN ENKELE TWIJFEL! GEEN ENKELE TWIJFEL!”