Selecteer een pagina

Een woord tot hen die wachten op tekenen en wonderen 

>>PDF<<

Een toespraak gehouden op zondagochtend 31 oktober 1869, door C.H. Spurgeon.

De tekst is Lucas 11:29. “Dit is een boos geslacht: het begeert een teken.”

Bij het lezen van het Oude Testament merken we op, dat de Here in vroegere tijden tekenen gaf aan zijn dienstknechten, wanneer Hij zag, dat het hen ten goede zou komen. Mozes kreeg een teken, toen hij werd geroepen om het grote werk te ondernemen wat betreft het uitleiden van het uitverkoren volk uit Egypte, teneinde hen naar het beloofde land te brengen. Hierdoor werd hij verzekerd, dat hij echt door God was geroepen. Hij stak zijn hand in zijn boezem en toen hij hem eruit haalde was die melaats, wit als sneeuw; hij stak hem opnieuw in zijn boezem, haalde hem er weer uit en zie, hij was gezond als de andere. Hij wierp zijn staf op de grond, de staf werd een slang en toen hij die bij de staart pakte, werd die weer stijf tot een staf. Zo was het ook in het geval van Gideon, toen deze het bevel kreeg op te trekken tegen de Midianitische verdrukkers van Israël. U herinnert zich hoe zijn schapenvacht nat was, terwijl alles er omheen droog was en hoe het teken omgekeerd werd. Toen alles rondom met vocht was verzadigd, was de vacht droog. In het geval van heilige mannen, die tekenen kregen, was er geloof. Er was een echt verlangen naar meer geloof en een bereidwillige gehoorzaamheid aan God, maar het werk waartoe de mensen werden geroepen was bijzonder, moeilijk en zelfs bovenmenselijk. Omdat het vlees slechts zwak is, gaf God in Zijn oneindige tederheid, vanwege de zwakheid van Zijn dienstknechten, hen tekenen en wonderen, opdat ze daardoor zouden worden versterkt. Als er weer tekenen noodzakelijk zouden worden voor één van Gods dienstknechten, zullen zulke tekenen ongetwijfeld aan hen worden gegeven. Als er weer een tijd zou komen dat het voor christenen niet mogelijk was om alleen door het geloof te wandelen, of wanneer het meer tot de eer van God zou zijn, dat hun vertrouwen een beetje ondersteund werd door wonderen en tekenen, dan zou God opnieuw op een bijzondere wijze handelen en Zijn volk zou wonderbaarlijke bezegelingen ontvangen. Als het helemaal onmogelijk zou zijn voor de bezorgde en boetvaardige geest om rust te vinden zonder een teken, dan geloof ik dat het teken gegeven zal worden, hoewel ik ook geloof, dat in geen geval zo’n teken noodzakelijk is in het tijdperk van het evangelie. Dat is immers zo rijk aan het meest duidelijke bewijs dat, als er meer aan toegevoegd werd, zoiets zou neerkomen op het omhoog houden van een kaars om het zonlicht te versterken, of het gieten van water in de oceaan.

Laten we aan de eerste opmerking toevoegen, dat er tekenen zijn gegeven, die toch geen geloof hebben bewerkt in degenen, die ze hebben gezien. Er is geen noodzakelijk verband tussen het zien van tekenen en het geloven van datgene wat de tekenen verklaren. Israël zag in de woestijn grote wonderen bewerkt door de Here, hun God, en toch kwam het om in ongeloof. Farao is een nog opmerkelijker voorbeeld – wat een tekenen en wonderen deed God in de velden van Zoan! Hoe werd de Nijl rood gekleurd tot bloed; hoe werd heel Egypte vol van geweeklaag! De Here veranderde het stof van het land in muggen en de as in de pest. Hij bracht kikkers in hun kamers en sprinkhanen verslonden hun velden. Hij verduisterde midden op de dag de hemel en overspoelde hen met hagel en regen zoals het land nooit eerder had gezien: een zware veepest trof hun vee en hun eerstgeborenen stierven. Toch maakten al de wonderen, die God deed, Farao’s hart niet zacht en hoewel hij een poosje beefde, verhardde hij zich opnieuw jegens de God van Israël en zei: “Wie is de Here, dat ik Zijn stem zou gehoorzamen?” Mijn toehoorders, als u niet Mozes en de profeten gelooft, als u niet in Jezus Christus gelooft met de getuigenissen, die er reeds voor u zijn geweest, zou u ook niet geloven, al stond er één uit de doden op, of al zouden al de plagen van Egypte over u worden herhaald met een tienvoudige felheid. Er is geen noodzakelijk verband tussen het zien van wonderen en het geloven in God, want wij leren heel duidelijk uit het geval van Farao en uit vele andere, dat al het tentoonstellen van de wondervolle kracht van òf het oordeel òf de genade, geen geloof voortbracht in ongelovige harten.

Ik kom hier vanmorgen voor een bepaalde groep mensen, die nog veel onder ons voorkomt, ja, buitengewoon veel voorkomt in alle samenkomsten waar het evangelie getrouw wordt gepredikt. In de eerste plaats zal ik proberen die te beschrijven en dan zal ik verder gaan om hen te helpen, zoals God me zal ondersteunen.

I. Ten eerste dan, zal ik uw aandacht vragen, terwijl ik DE PERSONEN BESCHRIJF, die een boos geslacht zijn, dat een teken begeert.

We hebben onder ons vele individuen die er weet van hebben, dat ze zondaren zijn en die zich zozeer bewust zijn van hun schuld, dat ze zich erg ongemakkelijk voelen wat betreft hun toestand. Ze hebben duidelijk in de gaten dat zonde door de Grote Rechter gestraft zal worden en ze zijn erg bang voor de toekomende toorn. Bovendien verlangen ze er heel erg naar om redding te vinden; en omdat ze reeds lang naar het evangelie hebben geluisterd, zijn ze niet onwetend wat betreft de wijze waarop de redding wordt verkregen. Zij begrijpen in de hoogste mate het evangelie naar de letter. Ze zijn geen ongelovigen wat betreft de leringen van het evangelie. Ze accepteren de Godheid van Christus; ze geloven dat Hij werkelijk de Zoon van God is; ze geloven dat Hij stierf aan het kruis en verzoening aanbood voor de ongerechtigheid. Bovendien weten ze, dat deze verzoening krachtdadig is in het wegdoen van de overtredingen en ze zijn ervan overtuigd dat, als zij er deel aan hadden, het hun zonden zou wegwassen en hun vrede zou geven in hun geest. U zult tegen me zeggen: “Als ze dit allemaal weten, dan zijn het natuurlijk gelovigen in Christus.” Nee, dat zijn ze niet. We hebben veel hoop op hen, terzelfdertijd zijn we vol zorg om hen. Ze zijn geen gelovigen, want ze blijven eigenzinnig volharden in het eisen van één of ander teken of wonder in henzelf of rondom hen, voordat ze persoonlijk hun vertrouwen op de Here Jezus zullen stellen. Ze hebben onderwijs ontvangen en accepteren het als waarheid. De logische conclusie zou dan zijn dat ze vertrouwen op Christus en gered worden, maar hoe onlogisch hun toestand ook is, ze zullen toch ongelovigen blijven met al dit geloof rondom hen. Hun blijven in het ongeloof rechtvaardigen ze door u te vertellen dat, als ze dít voelden, of als ze dát zagen, of als er dít zou gebeuren of als er weer iets ánders zou voorvallen, ze dan in Jezus zouden geloven, maar pas dàn.

Ze stellen heel verschillende eisen. Er zijn sommigen, en die komen het meest voor onder de laagopgeleiden, die verwachten een opmerkelijke droom te ervaren of een bijzonder visioen te zien. Ik ben soms verbaasd dat er onder onze bevolking nog steeds het idee leeft, dat een bepaald soort droom, vooral als die een aantal keren wordt herhaald en als die zo levendig is, dat hij een tijd lang in de fantasie blijft, een aanduiding is van Goddelijke gunst. Niets kan meer onwaar zijn, niets kan waardelozer, zonder fundament en zonder enige vorm van bewijs ter ondersteuning zijn. Toch beelden velen zich in dat als zij, ik zou bijna zeggen, zo erg te lijden hadden van een slechte stoelgang, dat hun slaap werd bedorven door levendige dromen, ze dan pas hun vertrouwen op Jezus Christus zouden kunnen stellen. Het idee is zo absurd dat, als het maar wordt verteld aan verstandige mensen, ze het wel belachelijk moeten maken. Toch heb ik er velen gekend, die slaven van deze misleiding zijn geweest en het ook nu nog zijn. Niet erg lang geleden werd ik, nadat ik had gepreekt in een ver afgelegen dorp, door middel van een aandringende brief van een vrouw vurig gevraagd om als een geestelijk adviseur bij haar te komen. Zij schreef mij een veel grotere wijsheid toe dan ik ooit gezegd heb te bezitten. Ik vroeg me af wat haar geestelijke moeilijkheid was en toen ik naar haar huis ging en haar daar erg ziek aantrof, was ik verdrietig om te merken dat zij het slachtoffer was van een bijgeloof, waarvan ik vrees dat haar prediker haar daarmee had getroost en zo had bevestigd. Ze vertelde me plechtig dat ze ’s nachts iets aan het voeteneind van haar bed had zien staan. Ze verkeerde in de hoop dat het onze gezegende Here was, maar ze kon Zijn hoofd niet zien en omdat ik zo veel van geestelijke dingen afwist, zou ik haar dan kunnen vertellen wie het was? Ik zei dat ze waarschijnlijk haar jurk had opgehangen aan een haak aan de muur bij het voeteneind van haar bed en dat ze dat in het donker had opgevat als een verschijning. Natuurlijk bevredigde haar dat niet. Ik daalde meteen in haar achting tot het nulpunt van een zeer vleselijk ingesteld mens, zo niet een spotter, maar daar kon ik niets aan doen. Ik kon niet doorgaan met zo’n belachelijk bijgeloof, ik was verplicht haar te vertellen dat het voor haar helemaal onzin was om op redding te hopen, omdat ze dwaas genoeg was zich in te beelden dat ze Jezus zag met haar lichamelijke ogen, want het reddende zien is geestelijk. Wat betreft die vraag van die veronderstelde verschijning of die wel of niet een hoofd had, vertelde ik haar dat, als ze maar haar eigen hoofd en haar eigen hart zou gebruiken om na te denken over het Woord van God, ze in een veel hoopvollere toestand zou zijn. Er kunnen, – dat zal ik niet loochenen, want er zijn vreemdere dingen geweest – er kunnen in sommige zeldzame gevallen, waar God het verkoos om op een speciale wijze in te grijpen, dromen zijn geweest en zelfs verschijningen, die het geweten hebben gewekt en zo hebben geleid tot het begin van het geestelijke leven, maar als je deze zou moeten gaan zoeken en verwachten, dan is dat een zaak, die even ver bij de waarheid vandaan staat als het oosten van het westen. Wat zou er aan de hand zijn, als u iets zag of iets droomde, wat zou dat bewijzen? Wel, het zou niets bewijzen, behalve dan dat u in een slechte gezondheidstoestand bent en dat uw fantasie op een ziekelijke manier actief is. Doe zulke dingen weg; het zijn gevallen van bijgeloof die bij heidenen worden gezien, maar ze passen niet bij christenen van de negentiende eeuw. Ik noem ze slechts, niet omdat ik denk dat iemand van u erin terecht is gekomen, maar opdat u er altijd duidelijk mee af zult handelen, steeds wanneer u ze tegenkomt. Het is bijgeloof, dat niet getolereerd moet worden door christenen. Toch zijn er sommigen, die werkelijk niet het eenvoudige evangelie van Christus zullen geloven tenzij één of andere absurditeit, zoals deze, eraan gekoppeld kan worden. God verlosse u van zo’n ongeloof.

Anderen, die we hebben ontmoet, veronderstellen dat zij om gered te worden, een speciale lichamelijke ervaring moeten hebben. Nu, dat vreugde en vrede van hart en de ontdekking van het evangelie, wanneer dat voor de eerste keer plotseling het verstand verlicht, door de kracht van een geestelijke emotie een buitengewone sensatie in het lichaam teweeg kan brengen, daar twijfel ik niet aan. Maar ik vraag u dringend te bedenken dat de genade van onze Here Jezus Christus niets te maken heeft met zenuwen, spieren, pezen en dingen die worden gezien en in het lichaam worden gevoeld; de werkingen van de genade zijn een geestelijk werk. Mijn geliefde toehoorders, u moet zich nooit inbeelden dat, wanneer we speken over het hart, wij dat centrale orgaan binnen in ons bedoelen, waaruit het bloed circuleert; we bedoelen niet iets wat te maken heeft met dit lichamelijke gestel. Het werk van de Heilige Geest richt zich op het bewustzijn, het gevoel, de ziel, de geest en Zijn werk is helemaal geestelijk. God verhoede dat u zou zoeken naar één of ander lichamelijk werk, of een vreemd gevoel in de zenuwen waar sommigen over gesproken hebben en anderen naar hebben gezocht. U moet niet de lichamelijke bochten, waarin u zich wringt, of gewaarwordingen als een test voor de Here plaatsen en zeggen dat u anders niet in Hem zult geloven.

Ik hoop dat dit zeldzame gevallen zijn, maar dikwijls heb ik mensen ontmoet, die niet in Jezus Christus geloven tot redding van hun ziel, omdat ze zich niet ellendig genoeg hebben gevoeld. Ze hebben gelezen in bepaalde boeken van heilige mensen, die, toen ze een Heiland zochten, in stukken gebroken werden vanwege de zware hamer van de wet. Ze wenden zich tot zulke biografieën en ze merken dat de hoofdpersonen ervan een taal gebruiken die erg lijkt op het boek Job, of op de woorden van Jeremia in de Klaagliederen. Nu, dit waren goede en heilige mannen, en de weg waarlangs ze tot Christus werden geleid, was een weg die door vele voeten werd betreden. Maar deze personen zeggen: “Tenzij ik het zo kan voelen, tenzij ik tot wanhoop word gebracht, tenzij ik verzocht kan worden om mijzelf te vernietigen, tenzij ik zo neerslachtig word dat ik geschikter ben voor een krankzinnigengesticht dan voor mijn eigen gezin, kan ik niet in Jezus Christus geloven.” Ach, arme dementerende, u verlangt ellende en u maakt uw eigen ellende en zelfs uw ongeloof en goddeloze gedachten over God tot een soort voorbereiding voor het geloof in Jezus Christus! Het is een zeer krankzinnig goddeloos iets en toch volharden velen, velen, velen in ongeloof omdat ze denken dat ze nog niet ellendig genoeg zijn.

Om helemaal naar de andere kant te gaan, ik heb sommigen ontmoet, die eenvoudig niet op Christus wilden vertrouwen, omdat ze niet gelukkig genoeg waren. Ze hebben gehoord van de vreugde van de christen en van de vrede als een rivier, die altijd blijft en ze hebben gezegd: “Als ik deze vrede zou kunnen krijgen, als deze diepe kalmte in mijn geest zou heersen, dan zou ik kunnen geloven.” Dat is zoveel als zeggen: “Als ik de tarwe volgroeid op de velden van mijn ziel zag, dan zou ik beginnen met zaaien”; terwijl het zaaien vooraf moet gaan aan het oogsten. “Als ik een bloem in me had in al haar schoonheid, dan zou ik beginnen de wortel ervan te planten”; terwijl de wortel altijd vooraf moet gaan aan de bloem. De vrede van het hart is een resultaat van het geloof, maar zij eisen dat ze het resultaat van het geloof zullen krijgen, voordat zij geloof uitoefenen. Tot slot, ze gaan God vragen om het loon, voordat het werk wordt begonnen, door vrede te eisen, voordat ze zullen geloven. Geloof me, als iemand van u zich zo eigenzinnig en vreemd gedraagt, dan moet u niet verwachten dat God Zijn wijze procedure zal loslaten om uw wispelturigheid te belonen. O nee! U kunt de Here verzoeken, maar Hij wordt niet door enig mens verzocht. Wat een dwaasheid is het; en hoe dwaas het ook is, het komt overal veel voor!

Ik heb anderen ontmoet, die niet in Christus wilden geloven, omdat ze niet welsprekend konden bidden. “O,” hebben ze gezegd, “als ik kon bidden als meneer Die-en-Die, naar wie we met het grootste genoegen op de bidstond hebben geluisterd, dan zou ik mijn vertrouwen op Christus kunnen stellen en dan zou er nog hoop voor me zijn!” Nu, vloeiend bidden is soms slechts het resultaat van welsprekendheid en als u nooit zult geloven in Christus, totdat u de gave van welsprekendheid krijgt, wat bent u dan dwaas bezig om uzelf buiten de hemel te sluiten, omdat u niet de spreker kunt uithangen. Omdat u geen prediker kunt zijn, weigert u een heilige te zijn! Zeker, welsprekendheid in het gebed kan ook het resultaat zijn van een grote, diepe vroomheid, maar u verwacht een grote diepte aan vroomheid te hebben, voordat u zelfs het begin van genade in uw ziel hebt. Voordat u uw vertrouwen op Christus wilt stellen en een zuigeling wilt worden in Zijn gezin, eist u een man van bijna twee meter te zijn; voordat u het A.B.C. van de taal van Kanaän wilt leren, verklaart u, dat u de moeilijkste lettergrepen en de moeilijkste zinnen ervan moet kunnen uitspreken. Datgene wat vaak het resultaat is van jaren van training en een lange gewoonte van diepe, eenzame overdenking, verwacht u in één keer te hebben, of anders weigert u gered te worden! O dwaasheid, tot welke hoogte zult u opstijgen!

Ik heb anderen gekend, die zich precies moeten voelen als bepaalde uitnemende heiligen zich, vele jaren na hun bekering, hebben gevoeld, of anders kunnen ze niet geloven dat ze gered zijn. Ze speuren het leven van een heilige na, die zijn hartstochten de baas was geworden na lange jaren van afsterving, die in de nabijheid van God was gaan leven en wiens leven een hemels leven op aarde was. Zulke zoekers zullen in hun geest de gelofte afleggen: “Ik moet precies zijn als deze man, of anders kan ik niet in Jezus geloven.” Ze zeggen in feite tot de Hemelse Geneesheer: “Ik ben ziek en ik sta op het punt om te sterven, maar Goede Geneesheer, U moet me meteen en ter plekke sterk maken als Simson, anders zal ik Uw medicijn niet aannemen”, net alsof het volmaakte, geestelijke geneesmiddel van de ziel niet een levenslang werk van genade zou zijn; ze verwachten in een oogwenk volmaakt gemaakt te worden, anders zullen ze niet de altijd getrouwe Heiland vertrouwen. Ze zoeken naar de rijpe vruchten van de herfst in het vroege voorjaar, en al dragen ze nog maar een knop of wat bloesem, toch moeten ze meteen volle, rijpe vruchten hebben, anders zullen ze niet geloven. Wel, dit is verbazingwekkend. Werkelijk, als er iets anders wonderlijk op aarde zou zijn naast de genade van God, dan is het de verdorvenheid van de mens en de vreemde wijze waarop het ongeloof brutaal de ene na de andere eis durft te stellen als een verontschuldiging voor het verwerpen van de Here Jezus Christus.

We hebben dit kwaad op andere momenten in een enigszins onbeschrijflijke vorm aangetroffen. “Meneer,” zegt de pasbekeerde, “u vertelt me, dat als ik eenvoudig mijn vertrouwen op Jezus stel, ik gered zal worden, maar is de redding niet een groot mysterie?” Ons antwoord moet eerlijk zijn: “Ongetwijfeld is het dat.” Wel dan, zij besluiten te wachten, totdat ze het onderwerp zijn van een bijzonder gevoel, één of ander geheimzinnig verschijnsel in hen zelf. Er kan niet ontkend worden dat het werk van genade in de ziel door de Heilige Geest het hoogste van alle geheimenissen is, maar het moet ook niet worden vergeten, dat het één van de grootste van alle eenvoudige zaken is. De geheimenissen van de kerk van Rome zijn bespottelijke geheimenissen, die verduisterd worden door de sluier, die ze over de waarheid werpt. Met haar toverformules, bezweringen, haar santenkraam, haar voorstellingen en haar gebruik van een vreemde taal wordt dat wat eenvoudig is, verduisterd in een schijnmysterie; want wat er echt in is, is een leugen, waar verstandige mensen om lachen. Dit is een soort mysterie waar het evangelie geen weet van heeft. De geheimenissen van de wedergeboorte zijn niet gekunsteld, maar natuurlijk. Nu, alle natuurlijke geheimenissen in de wereld zijn vanuit een ander gezichtspunt, heldere eenvoud. Neem bijvoorbeeld het licht. We weten wat het is, we zien het elke dag; het is het grootste van alle mysteries, terwijl het het meest alledaagse van alle eenvoud is. Wanneer de zon de duisternis verdrijft, dan hebben we daar niet met een mysterie te maken; of wanneer we een kaars aansteken, dan hoeven we ons daarover niet te verbazen. Het licht is een wonderlijk mysterie en toch, om het te verkrijgen hoeft de minst opgeleide daarvoor niet naar school te gaan. De elektrische telegraaf is zo praktisch, iets voor alledaags gebruik, zo vereenvoudigd, dat een knaap het instrument kan bedienen en toch is het en zal het een geheimenis blijven. Begrijp, dat zo het geheimenis van de wedergeboorte is. Het is zo verborgen, dat niemand het kan uitleggen, maar het is ook zo eenvoudig, dat een ieder die in Christus gelooft, het reeds heeft ervaren; het is zo verborgen dat, als de meest geleerde boekdelen werden geschreven om het te definiëren, al de schrijvers van de wereld zouden falen in het definiëren, maar toch is het zo eenvoudig, dat een ieder die in Jezus Christus gelooft, uit God geboren is. Er zit niets mysterieus bij, zou ik haast zeggen, in de gekunstelde betekenis van dat woord “mysterie”. Het enige mysterie ligt in de werking van de Heilige Geest, Wiens komen en gaan wij niet kunnen begrijpen. Als u gelooft, hebt u het mysterie ervaren. Als u Jezus vertrouwt, bezit u het mysterie. Alles wat met de wedergeboorte wordt bedoeld, alles wat besloten ligt in het werk van de Heilige Geest, behoort werkelijk tot elke ziel, die in Jezus Christus gelooft en in Hem alleen. Maar ik weet wat het is; u wilt naar de Abana en de Pharpar gaan, de rivieren van Damascus, maar u wilt niet naar Christus gaan en door Zijn bloed gereinigd worden. U zult zeggen: “Ik dacht dat hij zeker naar buiten zou komen en zijn hand over de plek heen en weer bewegen en de naam van de Here zijn God aanroepen en de melaatse genezen”, maar u kunt niet het eenvoudige woord aanvaarden, “Geloof en leef”, wat zo groot is in haar eenvoud. De meeste mensen verwerpen het evangelie juist om reden van haar eenvoud. Tekenen en wonderen zullen ze blijven vragen; hun ziel hunkert nog steeds naar een gekunstelde verborgenheid, maar de naakte grootsheid van het verheven geheimenis van het geloof kunnen ze niet opmerken. Hun dwaasheid is duidelijk genoeg voor alle mensen, die ogen hebben.

Ik heb zo het karakter beschreven en als sommigen zich misschien vanochtend geportretteerd voelen, dan hoop ik dat zij hun hart zullen voorbereiden op wat zal volgen en dat zij bereid zullen zijn het Woord van mijn Meester te ontvangen.

II. Ik zal nu ten tweede, DE DWAASHEID VAN ZO’N GEDRAG TONEN.

Mijn geliefde vriend, ik pak u bij de hand en zie u in het gelaat; ik heb het ernstige verlangen, dat u deze morgen gered mag worden. U zoekt een teken, één van die welke ik heb beschreven of een andere. U zoekt iets wat helemaal onnodig is. Waar hebt u een teken voor nodig? U hebt, zo zegt u, een teken van Gods liefde nodig. Welk teken van Gods liefde voor u kan er ooit nodig zijn, nu Hij Zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, eerst om hier op aarde te leven en dan om in extreme pijn te sterven, de Rechtvaardige voor de onrechtvaardige, “opdat een ieder die in Hem gelooft niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe”? Ik schaam mij voor u, dat u nog een teken van Gods liefde zou vragen terwijl Jezus Christus hier voor u is, want hierin is zo’n liefde dat nooit iets anders het kan evenaren. Waar wilde u een teken voor hebben? Wel, om te laten zien, zegt u, dat er genade voor u is. Waarom hebt u dat nodig? Het feit alleen al dat u leeft, laat zien hoe genadig God is! Als Hij ongenadig was geweest, zou Hij u al lang hebben omgehakt, want wat bent u anders dan iemand die de grond beslaat, terwijl uw hart, juist op dit moment, vol boze plannen in vijandschap met Hem is? Ik weet dat u zo bent, anders zou u niet zo moeilijk tot het geloof te brengen zijn; toch wordt u nog door Zijn genade gespaard. Is dat bewijs niet genoeg? En bovendien, het evangelie wordt u gepredikt. U wordt verteld dat “wie gelooft en zich laat dopen, behouden zal worden”. Hij moet een goede God zijn, Die u zo’n evangelie laat horen en Die mij gebiedt bij u te pleiten, alsof Christus bij u pleitte, dat u Hem zou vastgrijpen. Wel, het evangelie zelf is het grootste van de tekenen en wonderen. Wat hebt u nog meer nodig dan dat? “O,” zegt u, “kan het evangelie mij redden?” Mijn geliefde vriend, u hebt geen enkel teken nodig om dat te bewijzen, u hebt uw eigen familieleden, uw eigen zonen en dochters, die gered zijn. U bent er getuige van wat de genade voor hen heeft gedaan; wat voor extra bewijs kunt u eisen? Bedenk het sterfbed van uw geheiligde moeder, denk aan het blijde heengaan van uw broer, of uw bekeerd kind. Klaarblijkelijk deed de genade wonderen voor hen. Wat hebt u nog meer nodig om u te overtuigen? Let er op, als u niet geloofde dat Jezus de Zoon van God is, als u niet geloofde dat Zijn bloed u kon reinigen van zonde, dan zou ik een beetje anders tot u kunnen spreken, maar u gelooft dit allemaal en ik zeg, in de naam van alles wat redelijk is, wat is er de oorzaak van, dat u om een groter teken vraagt dan de tekenen, die God u reeds heeft gegeven? U zoekt naar totaal onnodige dingen.

U vraagt ook om nutteloze tekenen. Wat voor bewijs zou er nu bijvoorbeeld kunnen zijn in neerslachtigheid van geest? U wilt zich ellendig voelen zegt u; wat voor bewijs kan dat nu zijn van uw redding? Het lijkt me dat u bent als die man, die zou zeggen dat hij een touw vast kon grijpen als hij zoveel vadem dieper dan de oceaan kon zinken, of dat hij gebruik zou maken van de apotheek als zijn ziekte zoveel erger zou zijn. Wat vreemd dat een verstandig man zo zou praten! Wanhoop is geen hulp voor het geloof. Zondige twijfel kan u niet helpen op de weg naar Christus; ze zal u juist bij Hem vandaan houden.

“Waarom die angsten, arme, bevende zondaar;
Waarom die ongeruste, sombere angsten
Twijfel en vrees kunnen u nooit redden;
Het leven wordt nooit gewonnen door tranen
Het is geloven
Wat de ziel voor Christus kostbaar maakt.

Al stromen de tranen als een rivier,
Ze kunnen nooit één zonde teniet doen
Jezus’ tranen zouden u geen nut doen –
Het bloed alleen kan uw zaak redden;
Vlucht naar Jezus!
Het leven wordt gevonden in Zijn omarming.”

“O,” zegt u, “ik heb verlangd om een extatische vreugde te voelen”, maar als u dat deed, hoe zou dat u kunnen helpen om in Christus te geloven? Uw vreugde hoeft niet meer te zijn dan wat wereldlingen voelen, wanneer hun rijkdom toeneemt, zij zou kunnen springen van pure opwinding, zij zou helemaal gebaseerd kunnen zijn op een leugen en uw vreugde zou uw verdoemenis zijn. O mens, Christus is het vertrouwen waard, maar uw vreugde en uw smart zijn het vertrouwen niet waard. Ze kunnen goed zijn of ze kunnen slecht zijn, ze kunnen vol hoop zijn of ze kunnen misleidend zijn. Waarom kijkt u uit naar die dingen, of zoekt u een ander fundament dan God heeft gelegd? Uw gevoelens zijn wispelturige dingen. Geloof en leef.

Zoekt u ook niet naar zeer onredelijke dingen? Vragen om een teken van God, terwijl Hij Zijn Woord erop geeft, lijkt me buiten alle redelijkheid. U bent een bedelaar; bedenk dat wij een oud spreekwoord hebben, dat bedelaars niets te kiezen hebben; en bovenal, hoe durft een bedelaar een teken te eisen, voordat hij een aalmoes zal ontvangen? Ik loop op straat en ik word aangesproken door een hongerig iemand en als ik hem een brood aanbied, weigert hij dan om die te nemen, tenzij ik in de lucht zal vliegen of hem zal helpen een steen in brood te veranderen? “Laat die man van de honger sterven, meneer,” zult u zeggen, “als hij zo onredelijk is om om een teken te vragen.” En toch, dat is precies zoals u bent; u wilt niet de genade aannemen die het evangelie u voor niets aanbiedt; het evangelie, dat God u zelfs gebiedt te aanvaarden – u wilt het niet aannemen, tenzij er een verbazingwekkend teken of wonder in u zal worden bewerkt.

Laat uw dwaasheid nog verder aan het licht komen, wanneer ik u eraan herinner dat u vraagt om een niet beloofd teken. God heeft beloofd dat een ieder die in Jezus Christus gelooft, zal leven; Hij heeft beloofd het gebed te horen, maar Hij heeft nooit beloofd iemand van u een teken of wonder te geven; en toch zult u Hem vragen om u een teken te geven, hetgeen Hij nooit beloofd heeft en u durft Hem niet te vragen om u eeuwig leven te geven, wat Hij wel heeft beloofd. Dat is inderdaad dwaasheid!

Sommigen van u zoeken schadelijke tekenen. Die neerslachtigheid van geest, waarvan sommigen denken dat het zo’n aanmoediging voor hen zou zijn; wel, het is zelfs zondig en waarom zou ik van God om iets zondigs vragen? Om in mijn gedachten verbijsterd te zijn, om zo depressief en melancholisch te zijn, dat ik mezelf en mijn hele gezin ellendig maak – is dat iets goeds? Het is een grote zonde tegen God; en moet ik God vragen om me dit teken te geven om zo mij te helpen te geloven? Gedachten aan zelfmoord! Wel, mijn broeders, ze zijn vreselijk, ze mogen niet toegelaten worden; er ligt moord in; wie er zelfs maar aan denkt, heeft in zijn hart een moord bedreven; dit zijn vreselijke duivelse dingen en moeten die een hulp voor u zijn om te geloven? Wel, ze zouden u juist in de hel drijven, hoe kunnen ze u naar de hemel helpen? U vraagt om datgene wat uw vernietiging zou zijn. U vraagt om een schorpioen, u vraagt om een steen, u vraagt om een slang en dan denkt u, nadat u al deze slechte dingen hebt gehad, dat u meer geschikt zou zijn om het brood van de Goddelijke zegen te ontvangen. God zal u niet geven, dat vertrouw ik, waar u zo dwaas om vraagt. O, wees er tevreden mee om op een vriendelijke wijze geleid te worden; wees bereid om naar Christus geblazen te worden met de zachte zuidenwind – vraag niet om noodweer. Wees er tevreden mee om met koorden van liefde te worden getrokken en door banden van een mens – vraag niet om zweepslagen en ketenen. Vraag niet naar de donder en de bliksem van de Sinaï; wees tevreden met het lied van de Duif van Golgotha.

“Luister, de stem van Jezus roept
Komt, gij belasten, komt tot Mij.
Ik heb rust en vrede aan te bieden,
Rust, arme zwoegende, voor u.
Neem de redding,
Neem het nu en wees gelukkig.

 Het leven wordt alleen in Jezus gevonden,
Alleen daar wordt het u aangeboden,
Aangeboden zonder prijs of geld.
Het is de gave van God om niet gezonden.
Neem de redding,
Neem het nu en wees gelukkig”

Bedenk, geliefde toehoorders, dat sommigen van u die niet geloven, tekenen zoeken, die anderen nooit hebben gehad. Om u een paar voorbeelden te geven. Daar stond de verloren zoon, die bezig was de varkens te voeden. Hij was zo hongerig, dat hij graag zijn buik zou willen vullen met de schillen. Toen kwam deze gedachte bij hem op: “Ik zal opstaan en naar mijn vader gaan.” Wat voor teken had hij? Hij gaat op weg om het gelaat van zijn vader te zoeken. Wat voor teken had hij? vraag ik. Er schijnt zelfs niet zoiets als een uitnodiging verstuurd te zijn, maar toch zocht hij zijn vader en hij vond vergeving. Neem een ander geval. Christus heeft zoekende zielen vergeleken met de weduwe, die hulp zocht bij de onrechtvaardige rechter. Ze riep tot hem, ze bleef tot hem roepen, totdat ze haar rechtsgeding won, maar wat voor teken had ze? Als er al een teken was, dan was het helemaal negatief, helemaal uit de verkeerde hoek; toch ging ze door. Kijk naar de Kanaänitische vrouw. Ze verlangde, dat haar dochter werd genezen. Wat voor teken had ze? Christus zei: “Het is niet goed het brood van de kinderen te nemen en het de honden voor te werpen.” In plaats van een teken om haar te helpen was er een hard woord om haar te ontmoedigen, maar toch won ze haar rechtsgeding. En waarom u niet, mijn toehoorders, waarom u niet? De arme vrouw, die in het gedrang de zoom van het kleed van Christus aanraakte, wat voor teken had zij van Zijn bereidheid om haar te helpen? Het was haar eigen vurige, intense verlangen en haar geloof in Jezus, dat haar de zoom deed aanraken, waaruit de kracht kwam. Wacht dan niet op tekenen die u worden gegeven, wanneer ze niet aan anderen zijn gegeven, maar doe zoals de anderen hebben gedaan en verkrijg dezelfde zegen.

III. Ik zal nu nog een paar minuten nodig hebben en uw ernstige aandacht vragen, terwijl ik nu UW ZONDEN AAN HET LICHT BRENG, uw ernstige zonden.

Mijn geliefde toehoorders, in de eerste plaats, maakt u God tot een leugenaar. Is dit niet het getuigenis van de Heilige Geest: “Wie niet gelooft, heeft God tot een leugenaar gemaakt”? Hoe behandelen wij leugenaars? Als zij ons iets vertellen, dan zeggen we: “Ik twijfel eraan”; we willen meer bewijs. Nu, ik denk overtuigd te zijn, dat velen van u mij zo zeer respecteren dat, als ik een verklaring afleg, u die zou aanvaarden zonder enig verder bewijs. Maar hier is de eeuwige God, Die verklaart, dat een ieder, die op Zijn Zoon vertrouwt, gered zal worden en u maakt Hem feitelijk uit voor een leugenaar, want als u geloofde wat Hij getuigt, aangezien u gered wilt worden, dan zou u zeker op Zijn Zoon vertrouwen. Maar feitelijk zegt u: “Wij geloven het niet, wij geloven het niet; wij willen meer bewijs, wij willen een teken en een wonder.” U maakt God tot een leugenaar.

Vervolgens, u beledigt de soevereiniteit van God. Hij heeft het recht om wel of geen teken te geven, zoals Hij wil, maar u zegt als het ware: “U moet me een teken geven of anders zal ik veroordeeld worden. Ik wil Uw genade niet hebben, als ik het niet op mijn eigen manier kan krijgen; grote God, ik wil niet gered worden, tenzij ik me kan voelen, zoals ik me wil voelen. Ik ben grillig in mijn denken wat betreft de wijze waarop het werk der genade bewerkt zal worden en als het niet begint zoals ik denk dat het beste is, dan zal ik mijn bed eerder in de hel opmaken dan Uw Zoon aanvaarden.” Is de prediker te hard voor u? Ach, het is liefde die me hard maakt! In waarheid bent u het die hard bent tegen God en hard tegen uw eigen ziel. O werp deze vervloekte trots van u af en kus Zijn zilveren scepter en zeg: “Here, red mij zoals U wilt. Ik geloof, kom mijn ongeloof te hulp.”

Ik moet u nog iets ergers vertellen: u speelt de rol van een afgodendienaar. Wat doet een afgodendienaar? Hij zegt: “Ik kan niet in een onzichtbare God geloven; ik moet een gouden kalf hebben of een beeld, dat ik zien kan met mijn ogen en kan aanraken met mijn hand.” U zegt precies hetzelfde. U kunt het naakte Woord van God niet geloven, u vraagt iets wat u kunt voelen, iets wat u kunt zien. Pure afgoderij. Ziet u dat niet? U geeft aan uw eigen gevoel en emotie of vreemde indrukken, zelfs meer vertrouwen dan aan God Zelf: u maakt er afgoden van en u zet ze op Gods plaats. U, voor zover u dat kunt, berooft God van Zijn eer als God. O beef voor zo’n soort misdaad!

Ziet u verder niet dat u de Heiland kruisigt? Degenen, die Zijn handen aan het hout spijkerden waren geen grotere zondaren – hoe groot ze ook waren – dan u bent, die tegen Hem zegt: “Bloedende Heiland, ik geloof dat U aan het kruis bent gestorven, ik geloof dat Uw bloed zou kunnen reinigen van zonden, maar ik kan U niet vertrouwen dat U het doet. Ik heb in U geen vertrouwen; ik kan u niet, ik wil u niet vertrouwen. Ik vertrouw mijn man, maar ik kan mijn Heiland niet vertrouwen; ik vertrouw mijn kind, maar ik kan mijn God niet vertrouwen; ik vertrouw mijn predikant, maar ik kan de Zoon van God, Die verheven is in de hoogste hemelen, niet vertrouwen.” Wel, dit betekent Hem kruisigen – dit is een behandeling van Hem zoals alleen een hond wordt behandeld. Ik weet niet wat er erger kan zijn dan dit. De spijkers in Zijn handen zijn niet wreder dan dit wantrouwen van Zijn diepe liefde en Zijn Goddelijke kracht. “Ach,” zegt iemand, “dat bedoel ik niet, maar ik wil het werk van de Heilige Geest in mijn ziel zien.” Ach, dan heb ik andere beschuldigingen, die ik tegen u moet inbrengen – u wilt vertrouwen op het werk van de Heilige Geest, in plaats van te vertrouwen op het werk van Jezus Christus. Nu, er is geen tekst in heel de bijbel, die u vertelt dat het werk van de Heilige Geest het fundament van ons vertrouwen is. Nergens wordt het naar voren gebracht als de vertrouwensbasis van een zondaar; het neemt een heel andere plaats in. Als u probeert het werk van de Geest te plaatsen waar het werk van Christus moet zijn, dan bedroeft u de Heilige Geest; want het allerlaatste wat de Heilige Geest ooit zou doen, zou zijn, het Lam van God van Zijn plaats verdringen. Het is Zijn ambt en Zijn opdracht Christus te verheerlijken; hoe zou Hij Hem dan verdringen? Wanneer u zegt: “Ik kan niet op het bloed vertrouwen, ik kan niet op de gerechtigheid van Christus vertrouwen, ik moet iets van de Heilige Geest hebben om op te vertrouwen”, dan probeert u als het ware een scheiding te maken tussen het werk van de Heilige Geest en het werk van Christus – en dit bedroeft de Geest in de hoogste mate.

IV. Ik heb dit onderwerp zorgvuldig overdacht en ik heb geprobeerd er ernstig over te spreken, maar ik ben me ervan bewust, dat wanneer ik mijn best heb gedaan, u in deze dwaasheid door zult gaan en door zult blijven gaan in deze zonde. Toch bid ik de Heilige Geest dat het zo niet mag zijn, want nu, tijdens de laatste paar minuten, verlang ik U UW GEVAAR TE LATEN ZIEN zoals  ik u uw dwaasheid en uw zonde heb laten zien.

Mijn geliefde vrienden, u bent in doodsgevaar: u geeft dat toe en veronderstel nu dat u sterft in de toestand waarin u bent. Wel, u bent bijna gered. U bent wakker gemaakt, u bent overeind gekomen, u hebt vele goede verlangens, maar een mens, die slechts bijna gered is, zal helemaal veroordeeld worden. Er was een huiseigenaar, die ’s nachts bijna zijn deur vergrendelde, maar de dief kwam binnen; er was een gevangene, die veroordeeld werd om opgehangen te worden en bijna vergeving kreeg, maar hij hing aan de galg; een schip was bijna gered van de schipbreuk, maar ze ging naar de bodem met alle mensen aan boord; een vuur was bijna uitgeblust, maar het verteerde een stad. Een mens, die bijna een besluit nam, rest niets anders dan om te komen in de vlammen van de hel. Zo is het met u, tenzij u gelooft. Al deze dingen die u bezit vanuit een goed verlangen en een goed gevoel, zullen totaal geen nut voor u hebben, want “Wie gelooft zal niet veroordeeld worden”. Bedenk vriend, dat u veroordeeld kunt worden, voordat vandaag de zon ondergaat: de vlammen van de hel kunnen u omsluiten, voordat de zon nog weer een morgen met haar licht zal vergulden. O, zoek nu de Heiland, terwijl de boodschap van het evangelie op deze dag des Heren met nieuwe kracht komt. “Geloof in de Here Jezus Christus en u zult behouden worden”, want “wie gelooft en zich laat dopen zal behouden worden.”

“Spoedig zal die stem ophouden met roepen
Nu spreekt hij en hij spreekt tot u
Zondaar, sla acht op de boodschap van genade
Vlucht naar het bloed om te schuilen
Neem de redding aan
Neem het nu aan en wees gelukkig”

            Er is nog een gevaar waar u in verkeert, namelijk dit: als u de komende jaren gespaard blijft, dan kan door het lange uitstel uw geweten dichtgeschroeid worden als met een heet brandijzer. Als u vandaag gelooft, dan worden al uw zonden, wat u ook geweest moge zijn, in een ogenblik vergeven. Als u nu naar Christus op Golgotha ziet en uw ziel aan Hem toevertrouwt, zult u nu leven, want –

“Er is leven in een blik op de Gekruisigde,
Er is leven voor u op dit ogenblik.”

Maar als u naar uw goede werken wilt kijken, naar uw voorbereidingen, naar uw angsten, naar uw vreugden, als u inderdaad naar iets anders kijkt dan naar Christus, dan kan het zijn dat de Heilige Geest nooit meer het gevecht met u aangaat. Uw geweten zal verhard worden en u zult aan uw afgoden worden overgegeven; u zult omkomen, totaal omkomen, onder het geluid van het evangelie; omkomen terwijl het licht van het evangelie in uw ogen schijnt; omkomen vanwege de slangenbeet, terwijl de koperen slang omhoog is geheven; omkomen van dorst, terwijl het water des levends klaterend bij uw voeten stroomt, omdat u er niet tevreden mee bent om u neer te bukken en het te nemen zoals God het u aanbiedt. O, dat u deze dag toch zou stoppen met deze dwaasheden en deze zonden en zou geloven in Jezus Christus, door de kracht van de Heilige Geest.

“Jezus, de eeuwige Zoon van God,
Die de engelen gehoorzamen,
Die de boezem van de Vader verlaat
En het menselijke stof aanneemt.”