EEN PROFETISCHE WAARSCHUWING
Een korte toespraak van C.H. Spurgeon.
“En omdat de ongerechtigheid overvloedig zal zijn, zal de liefde van velen verkillen (KJV).” — Mattheüs 24: 12.
CHRISTUS had tot Zijn discipelen gesproken over aardbevingen op diverse plaatsen, hongersnoden en pestziektes, maar dit was nog maar het begin van de ellende. Dergelijke dingen hoeven Christenen niet te verontrusten, want ook al zal de aarde wijken en zullen bergen naar het midden van de zee worden verplaatst, toch mag de gelovige vertrouwen en mag zijn hart rustig blijven. Zelfs toen de Meester tegen Zijn discipelen zei dat ze terwille van Zijn naam door alle mensen gehaat zouden worden, hoefde dat hen niet te kwellen. Hij had het hun van tevoren geleerd: “Vrees hen niet die het lichaam kunnen doden, maar de ziel niet kunnen doden, maar vreest eerder Hem Die in staat is zowel de ziel als het lichaam te verderven in de hel.” Zo waren zij voorbereid op de vurige beproeving. Aardbevingen, pestziekte, oorlog en vervolging kunnen de gemoedsrust van gelovigen in Christus niet verstoren. Maar het kwaad waarover in onze tekst gesproken wordt: dit is de wond, dit is het verdriet! Hier is iets om voor te beven: “Omdat de ongerechtigheid overvloedig zal zijn” – dat is erger dan de pest; “zal de liefde van velen verkillen” – dat is erger dan vervolging. Zoals al het water buiten een vat geen kwaad kan doen, totdat het het vat zelf binnendringt, zo kunnen uiterlijke vervolgingen de Gemeente van God ook niet werkelijk schade toebrengen, maar wanneer het onheil de gemeente binnen sijpelt en de liefde van Gods volk verkilt, ach, dan verkeert het schip in grote nood. Ik vrees dat we ons momenteel in deze toestand bevinden. Moge de Heilige Geest de alarmerende profetie die nu voor ons ligt zegenen en ons wakker schudden!
I. Let ten eerste op de oorzaak van die droevige kilte van het hart waarover hier wordt gesproken: “Omdat de ongerechtigheid overvloedig zal zijn, zal de liefde van velen verkillen.” Wanneer liefde koud wordt, is dat een serieus teken. Dan wordt het hart aangetast – getroffen door een koude rilling! Is dit niet de voorbode van de dood? Wat is de oorzaak ervan? Volgens onze tekst is het de overvloed aan ongerechtigheid.
De zonde doet haar best om de genade te vernietigen. Des te meer zonde, des te minder heiligheid, des te minder van elke christelijke genadegave. Zonde is als een giftige atmosfeer; als een mens daarin moet leven, heeft hij er grote behoefte aan om te bidden dat hij er niet door overweldigd zal worden. Aangezien we in deze wereld zijn en er niet helemaal uit weg kunnen gaan, moeten u en ik wel in contact komen met het kwaad. Hoe voorzichtig we ook zijn in onze dagelijkse bezigheden, we worden met deze infectie geconfronteerd. We kunnen niet anders dan ervaren dat het kwaad om ons heen een belemmering is voor onze heiligheid en een nadeel voor onze groei in genade. Wanneer de samenleving rond de Christen flagrant slecht, corrupt en aanstootgevend wordt, is het moeilijk voor hem om de reinheid van zijn leven en de kracht van zijn geestelijke karakter te behouden. Op dit moment leven we in een atmosfeer die onze groei belemmert; toch moest het volk van de Here in de begindagen van het Christendom in de regel in een slechtere maatschappij leven dan die welke ons vandaag de dag omringt. Ik zal dit niet zonder uitzondering zeggen. Er zijn wijken in Londen, zo is mij verteld, die net zo wreed zijn als ooit vroeger in Korinthe of in het oude Rome en ik ben bang dat enkele van de grofste ondeugden, die we niet eens durven noemen, in deze stad in overvloed aanwezig zijn. We hebben een franje van fatsoen, die nauwelijks de losbandigheid en de gruwel verbergt die er in overvloed is. Ik heb vandaag enkele details gelezen over het aantal onwettige geboorten en ik ben volkomen verbaasd over de verschrikkelijke slechtheid van dit land. Wij noemen ons een christelijk land. Pas op niet zo onjuist te spreken. Dit groeit uit tot een heidens land, waarvan een deel buigt voor de beelden, een ander deel roept: “Er is geen God”, en een derde deel zich heimelijk verlustigt in onuitsprekelijke smerigheid.
Toch komen de meesten van ons niet in dezelfde mate met slechtheid in aanraking als de eerste Christenen. De samenleving in het Romeinse rijk was volkomen verrot. Het is een wonder dat God in dat weerzinwekkende tijdperk de wereld liet bestaan. Het droeg sterk bij aan de onderdrukking van de Christelijke principes toen beruchte misdaden werden getolereerd in de samenleving die de gelovigen omringde. Kijk eens naar die eerste gemeenten die sommigen zo goed vinden. Ze waren niet half zo goed als de gemeenten van vandaag, hoe slecht deze ook zijn. Neem bijvoorbeeld de gemeente in Korinthe. Hebt u ooit gehoord van een gemeente in onze tijd die dronkenschap bij het Heilig Avondmaal toestond? Zijn wij persoonlijk een gemeente tegengekomen die willens en wetens toestaat dat iemand die in incest leeft, lid blijft van de gemeente? Ik hoop het niet. Maar grove overtredingen waren in de tijd van Paulus in de samenleving zo gewoon geworden dat het zelfs Christenen niet opviel dat sommige van deze dingen verkeerd waren. De ongerechtigheid was overvloedig aanwezig en dit was zeer schadelijk voor de genade.
Nogmaals, ongerechtigheid is vooral schadelijk voor de groei van liefde. Omdat de ongerechtigheid overvloedig was, verkilde de liefde van velen. Mannen binnen de christelijke gemeente werden verraden door andere leden van de gemeente. Vaak werden de hoofden van de broeders door huichelaars als Judas aan de beul verkocht. Dat had heel erg de neiging de christelijke liefde ernstig te schaden. Mannen begonnen elkaar te verdenken. U wist niet of de man die naast u aan de tafel van de Here zat, morgen geen aangifte tegen u zou doen en bloedgeld voor u zou krijgen; daarom kwam de verdenking binnen met zijn winterse adem. Het was normaal dat dit zo was; ook al zat er zonde in, toch zouden u en ik waarschijnlijk tot hetzelfde vervallen zijn. Overal om ons heen waren de mensen zo walgelijk, dat de christelijke liefde, die ons leert medelijden te hebben met de meest verlaagde mensen en goed te doen aan de meest onwaardige, het een zware strijd vond om te leven. Godvrezende mensen probeerden de goddelozen uit hun begeerten te halen, maar zij werden als gevolg daarvan vervolgd: hoe meer ze probeerden goed te doen, hoe meer ze werden gehaat en dit stelde hun liefde zwaar op de proef.
Ik denk dat u begrijpt waarom onze Heiland ons in deze specifieke vorm een waarschuwing heeft gegeven. Ongerechtigheid staat van nature tegenover genade, maar is vooral schadelijk voor de genadegave van de liefde. Als de zonde in een gemeente overvloedig aanwezig is, is het geen wonder dat de liefde van velen verkilt. Jonge leden die in de gemeente worden geïntroduceerd, merken na korte tijd dat degenen die zij als voorbeelden beschouwden, een wanordelijke levenswandel hebben en zich lichtzinnig gedragen in hun taal en gedrag. Die jonge mensen kunnen niet erg warm zijn in de liefde: ze zijn tot struikelen gebracht en geschokt. Oudere heiligen die jarenlang hun weg in integriteit hebben volgehouden en door genade hun klederen onbesmet hebben bewaard van de wereld, zien nieuwkomers om hen heen in de gemeente, die van een heel ander ras lijken te zijn. Zij lijken uit de beker van Belial te kunnen drinken en uit de beker van de Here; zij lijken Christus en ook de duivel te volgen. Bij het zien van dit kwaad maken deze godvruchtige mensen aanstalten om te vertrekken in heilige verontwaardiging; ze vinden het moeilijk om de liefde te ervaren van vroegere dagen, die reiner waren.
O vrienden, als de vrieskou van de zonde door een gemeente golft, raakt iedere tere bloem beschadigd en bloeit niets. Liefde is een gevoelige plant, en als ze wordt geraakt door de vinger van de zonde, is dat te zien. De lelies van het Liefde Paradijs kunnen niet bloeien te midden van de rook en het stof van onheiligheid.
Omdat de ongerechtigheid zelfs in de belijdende gemeente overvloedig aanwezig is, wordt de liefde van velen tegenwoordig koud. Wat een preek zou men hierover kunnen houden! Maar ik zal zoiets niet doen. Ik verlang er niet zozeer naar om het kwaad van anderen te betreuren, als wel om op mijn hoede te zijn voor het kwaad in mezelf. Ik wil u niet zo graag overtredingen in de gemeente laten ontdekken, maar dat ik u er in uw eigen hart voor laat waken. Wees hier zeker van: als u de zonde enige vrijheid in uw hart geeft, zal uw liefde verkillen. U kunt niet in liefde tot Christus wandelen en toch in liefde voor de zonde leven. Als u zich vandaag heeft overgegeven aan een onheilig humeur, als u heeft toegegeven aan hebzucht, als u op enigerlei wijze een overtreding jegens de Here hebt begaan, dan zult u niet die warme liefde voor Jezus Christus ervaren die u gisteren ervaarde. Uw leven zal veel van zijn schoonheid en lieflijkheid hebben verloren. Roep tot God dat Hij het u terug zal geven. Wees niet tevreden, totdat het volkomen hersteld is.
II. Laten we nu eens kijken naar HET ERNSTIGE KARAKTER VAN DIT KWAAD. “De liefde van velen zal verkillen.” Het is iets heel vreselijks dat de liefde in het hart van enig mens verkilt. Let op de betekenis van de christelijke liefde en u zult de zonde ervan in verschillende aspecten zien.
Onze liefde is in de eerste plaats een liefde tot de grote Vader, onze Vader Die ons heeft uitgekozen voordat de aarde er ooit was, door Wie we opnieuw zijn geboren en in Zijn familie zijn opgenomen. Als onze liefde voor Hem verkilt, wat voor onheil moet dat dan met zich meebrengen! Koudheid jegens de vader in een gezin, kent u een huishouden dat zo beproefd wordt? Het zou mij erg spijten daar deel van uit te maken. Koude liefde voor de vader? Ja, dat huishouden is nauwelijks een gezin! Het is de band kwijt die het bij elkaar houdt en er een gezin van maakt. Moge de goede Here ons redden van deze ondergang van alle heilige eenheid!
Vervolgens is onze liefde liefde tot Jezus Christus, “Die ons heeft liefgehad en Zichzelf voor ons heeft overgegeven.” Als de liefde voor Jezus verkilde, zou het resultaat vreselijk zijn. Is er enige geestelijke genade in u die in een gezonde toestand kan verkeren wanneer uw liefde voor Christus afneemt? Bent u ergens in orde als uw hart verkeerd is jegens uw Here? Kunt u iets serieus doen als de liefde voor Jezus verkild is? Kunt u goed zingen? Kunt u goed bidden? Kunt u goed leven? Laat ons niet van vruchten dromen als we van de Wijnstok gescheiden zijn. Het is van vitaal belang dat we Jezus liefhebben met heel ons hart, ziel en kracht.
Christelijke liefde omvat ook de waarheid. Zij die God en Zijn Goddelijke Zoon liefhebben, hebben de waarheid lief die Hij hun heeft toevertrouwd. De gemeente is de beheerder van het evangelie: zij is “de pijler en het fundament van de waarheid”. En wanneer mensen met de waarheid beginnen te spelen en denken dat de ene serie dogma’s net zo goed is als de andere, en dat niets van enig bijzonder belang is, moet het kwaad komen. Vroeger vonden onze vaderen het een kleinigheid om voor een leer naar de gevangenis te gaan, of om een getuigenis levend verbrand te worden. Kijk naar de menigten in Nederland die zijn verdronken, of die aan ladders zijn vastgebonden en dood zijn geroosterd, vanwege niets anders dan hun overtuiging dat gelovigen gedoopt moeten worden. Tegenwoordig beschouwen mensen de Schriftuurlijke visie op de doop als slechts een kleinigheid. Ik vraag me af of onze huidige Brede Geestelijkheid denkt dat nog er een leerstuk bestaat dat het waard is dat iemand het eerste lid van zijn pink verliest: wat betreft het levend verbranden voor een waarheid, zoiets moet in de ogen van deze vrijzinnige theologen een grote absurditeit lijken. Moeten we, nu de zaken zover zijn gekomen, ons verbazen dat ketterijen en allerlei soorten dwalingen als een vloed door onze straten stroomt? Als zij het zich kan veroorloven om met de waarheid te spelen, wat is de gemeente dan waard?
Onze liefde is ook liefde voor hen, die met ons Christen zijn. Dit is een belangrijk principe. “We weten dat we zijn overgegaan van de dood in het leven, omdat we de broeders liefhebben.” Maar als leden van de gemeenten geen liefde voor elkaar hebben, als het een belijder helemaal niets kan schelen wat er van zijn broeders terecht komt – heeft de gemeente dan enig Christendom in zich? Nee, het heeft de naam om te leven maar is dood. Het Christendom is verdwenen als het hart koud is; het hele leven ervan is wederzijdse liefde.
Nogmaals, we moeten de ongelovigen en de onbekeerden liefhebben. Het is door liefde dat wij hen voor Christus moeten winnen. Maar wanneer de gemeente geen liefde heeft voor de stervende mensenkinderen, wat is ze dan waard? Waar blijft haar zendingswerk? Wat voor nut zal haar bediening hebben? Denk aan haar zondagsscholen zonder liefde voor de kinderen. Denk aan mensen die doen alsof ze zielen winnen, maar die geen liefde voor hen hebben en er niet om geven of ze verloren gaan of gered worden. Kan de gemeente met een groter verlies te maken krijgen dan het verlies van haar vurige liefde voor stervende mensen? En toch is er veel ongerechtigheid; dit is het grote risico dat we lopen, dat ontfermende liefde zal ophouden mensen te helpen in hun ellende.
Geliefden, als we op ons best liefhebben, hoe weinig is dan onze liefde vergeleken met wat ze zou moeten zijn voor Hem die de Koninklijke waardigheid van de hemel verliet voor de schande en het verdriet van onze natuur! Als we dag en nacht gloeiden met het vuur van engelen gedurende een leven zo lang als dat van Methusalem, dan nog kon onze liefde de liefde van Christus niet terugbetalen. Als die liefde, hoe arm ze ook is, kouder wordt, wat zal er dan gebeuren? Oh, ogen die voor altijd en eeuwig naar de Geliefde zullen kijken, als u nu ophoudt schoonheid in Hem te zien – wat heeft u dan verblind? O, harten die voor altijd zullen gloeien van verrukking in de aanwezigheid van de Regeerder, Die eens werd gekruisigd, wat is er met u aan de hand, als u kil wordt terwijl u Zijn liefde het meest nodig hebt en het meest van Hem ontvangt? Ik kan het niet verdragen dat we weinig van Jezus zouden houden. Het lijkt mij verschrikkelijk. Uw hart, dat niet in vuur en vlam staat voor Christus – dat is afschuwelijk! Laten we Hem tot het uiterste liefhebben. Laten we Hem vragen ons een groter hart te geven en dat aan te vuren met de vlam die in Zijn eigen hart is, zodat we Hem mogen liefhebben tot het uiterste.
Ach! denk nog eens na, geliefden. Stel dat onze liefde koud wordt, ziet u dan niet hoe deze het hele systeem verlamt? Als het reservoir leeg is, kunt u niet verwachten dat er veel water uit de leiding komt. Als het hart koud wordt, zal alles op een koele manier gebeuren. Wat een koude prediking hebben wij als de liefde afneemt! Allemaal maanlicht – licht zonder hitte; gepolijst als marmer en kil. Wat een koud gezang krijgen we – mooie muziek, gemaakt met orgelpijpen en lucht, maar o, hoe weinig zingt de ziel! – hoe weinig gezang door de Heilige Geest, dat een melodie aanheft in het hart voor God! En wat een armzalig gebed! Noemt u dat bidden? Wat weinig geven! Als het hart koud is, kunnen de handen niets in de portemonnee vinden, en de gemeente van Christus, de armen van Christus en de heidenen kunnen omkomen, want wij moeten zonodig voor onszelf oppotten en leven om rijk te worden. Is er iets dat doorgaat zoals het zou moeten gaan als de liefde koud wordt? Ik zou graag mijn hele leven door willen handelen zoals ik handelde toen mijn ziel tot in het diepst ziel werd geroerd door genegenheid voor mijn Here. Ik zou voortdurend handelen, alsof ik Hem zojuist had gezien en mijn vingers in de afdruk van de nagels had gestoken. Ik zou leven alsof ik net met Maria aan Zijn voeten had gezeten, ja, en daar nog steeds zat. Ik zou voor Hem spreken, voor Hem werken en voor Hem geven alsof ik daarnet mijn hoofd had opgeheven van Johannes’ plek aan Zijn boezem.
III. Ten derde: HET ERNSTIGE GEVAAR van de verspreiding van dit onheil. Ik zal u de nauwkeurig vertaalde tekst voorlezen. “Omdat de ongerechtigheid zal toenemen, zal de liefde van de velen verkillen.” Dat is een treuriger uitdrukking dan “de liefde van velen”. Het is “de liefde van de velen”, dat wil zeggen van het grootste deel van de gemeente – de massa ervan. Dit veronderstelt een vreselijke toestand, want als de velen koud zijn geworden, houden ze elkaar in de gaten. De ene koude broer zegt tegen de ander: “Wat is uw temperatuur?” “Ik denk dat ik ver onder nul zit.” “Ik ook,” zegt de eerste, “we zitten ongeveer gelijk.” Als de meerderheid warm is, worden de kouden ontdooid, maar als ze allemaal onder nul zijn, vriezen ze aan elkaar vast tot een ellendige klomp. Het is de meest nuchtere, respectabele gemeente die u ooit hebt gekend: ze maken geen ruzie; alles is zo comfortabel en ordelijk. Helaas! ze zijn aan elkaar vast gevroren en hun vrede is die van de dood. De liefde van de velen is koud geworden en ze zijn vol wederzijdse bewondering voor hun stilte.
Ze hebben niemand die hen kan berispen. Als de velen koud zijn geworden, worden de weinigen onder hen, in plaats van met autoriteit te kunnen bestraffen, zelf afgesnauwd. “Hij is een verschrikkelijk fanatieke jongeman! Die ijverige kerel laat nooit iemand met rust!” “Daar zal hij wel overheen groeien,” zegt er een. “Tegen de tijd dat hij mijn leeftijd bereikt, zal hij net zo voorzichtig zijn als ik.” Daarginds ervaart een goede vrouw grote zorg over de bekering van zielen en zij veroorzaakt opschudding. Een dame met een reputatie verklaart dat ze te snel wil, of dat zij een steekje los heeft. Actieve mensen worden als nogal eens als lastig beschouwd, wanneer de liefde van de velen verkilt. De weinigen hebben het moeilijk en wanneer ze zich dan toch aan een berisping wagen, worden ze al gauw uitgeblazen: dit bevestigt het kwaad.
En dan is er de tendens om nog kouder te worden. Ze blijven vriezen. Het is niet te voorspellen hoe koud mensen kunnen worden. Ik ben verbrand van de kou en u waarschijnlijk ook. Ik heb gepreekt op plaatsen waar de geestelijke temperatuur die van een ijskelder was en hoe hard ik ook preekte, er kon onmogelijk iets van terecht komen, want mijn woorden vielen als brokken ijs op de grond. Kouder en kouder worden gemeenten, totdat uiteindelijk de grote God, Die op een bepaalde tijd ijsbergen losbreekt, zo’n gemeente vernietigt en haar plaats kent haar niet meer.
IV. In de aanwezigheid van het gevaar dat veel gemeenten ernstig bedreigt, is er EEN OPROEP TOT SERIEUZE ACTIE VAN ONZE KANT. Wat is die serieuze actie?
Wel, in de eerste plaats moeten we bedenken dat als de liefde van de velen koud kan worden, onze liefde ook koud kan worden. Wie zijn wij dat we onszelf veilig zouden achten terwijl anderen in gevaar zijn? Als andere mensen, even goed als wij, geleidelijk zijn afgekoeld, kunnen wij dat dan niet? Laten we waakzaam en voorzichtig zijn en laten we naar God toe gaan om meer genade.
Laten we vervolgens opmerken dat als de liefde van de velen verkilt, het niet veel zin heeft om erover te klagen, maar dat de weinigen samen moeten komen en bidden. De werkelijke vitaliteit van een gemeente ligt zelden bij de velen, maar doorgaans bij de weinigen. Binnen de uitverkiezing is er nog een uitverkiezing. Herinnert u zich dat er onder de discipelen van Christus twaalf waren; binnen de twaalf waren er drie; binnen de drie was er één. En zo heeft de uitverkiezing ringen binnen ringen. Binnen de gemeente – (we kunnen niet zeggen of ze allemaal Gods volk zijn of niet) – kunnen de velen koud worden, maar er behoort een overblijfsel te zijn dat blijft leven en liefhebben. God geve dat wij erbij mogen horen. We moeten onmiddellijk warmer worden. Wij moeten dichter bij Christus leven. Wij moeten enthousiaster zijn. Oh, een groep van uitgelezen geesten – mensen die geschikt zijn om met Christus in het wit te wandelen, want zij zijn het waard – mensen die bereid zullen zijn het Lam te volgen, waar Hij ook gaat! De Geest zei: “Gij hebt in Sardis enkele personen die hun klederen niet hebben bezoedeld” – en zo zijn er in elke gemeente enkelen die niet lui of ketters zijn geworden. Laten ze samenkomen en elkaar helpen. Ik dank God voor degenen die de Here heel dicht bij Zich houdt: moge hun aantal dagelijks toenemen! Moge ieder van ons vervuld worden met de Geest! Als ik hoor dat de ene predikant na de andere het ouderwetse evangelie opgeeft, weet u dan wat ik tegen mezelf zeg? Ik besluit dat ik er des te dichter bij zal blijven. Als velen de calvinistische leer niet kunnen verdragen, zal ik calvinistischer zijn dan ooit. Als meer mensen de waarheid niet waarderen, des te meer zullen zij ervan krijgen. Laat dit ons actieplan zijn. Als mensen wereldser worden, zullen wij puriteinser worden. Als belijdende Christenen de Geest van Christus niet tonen, zullen we onze Here vragen ons zevenvoudig van Zijn Geest te geven, zodat we de waarheid mogen handhaven. Stel dat u in Londen een hongersnood verwachtte, zoals in Parijs tijdens het beleg. Iedereen zou een honderdvoudige voorraad proviand in huis halen. Elke goede huisvrouw zou elke cent die ze kon krijgen, besteden en haar kelder vullen met voedsel. Er komt een hongersnood, koop daarom de waarheid en verkoop haar niet. Ga naar uw Heer en ontvang grotere voorraden van Hem. Ga daarvoor niet naar elkaar toe. Dat zal hetzelfde zijn als te zeggen: “Geef ons van uw olie”, en uw metgezellen zullen wijselijk antwoorden: “Nee, opdat er niet genoeg zij voor ons en voor u.” Ga naar uw Meester en vraag Hem om het vuur in u aan te wakkeren tot een grote hitte, zodat, als het overal koud zou worden, er warmte in uw boezem zal zijn. De Here helpe u dit te doen, dierbare vrienden, ter wille van Jezus Christus. Amen.
Het Zwaard en de Troffel, oktober 1883.