Selecteer een pagina

De overhand van het kwaad, een argument in gebed.
 

>>PDF<<
 

EEN TOESPRAAK VAN C. H. SPURGEON.

 

     Er zijn veel manieren van pleiten voor dezelfde zaak, wanneer we in gebed tot God naderen. In de ene toestand van het hart zal een bepaalde vorm van argumenteren opkomen, terwijl in een andere situatie onze omstandigheden kunnen leiden tot een heel andere manier om bij God te pleiten. Terwijl ik Psalm 119 las, merkte ik de pleitgrond op, waarmee de psalmist bij de Allerhoogste aandringt, terwijl hij Hem genadig smeekt om onder de mensen te werken. Hij zegt: “Het is tijd voor U, HERE, om te werken, want men heeft Uw wet ontkracht.” (KJV) Als redenen voor de HERE om te werken zouden we de ellende van de mensheid, de verschrikkingen van de toekomstige wereld, de eer van God en de verdiensten van de Verlosser kunnen aanvoeren. We zouden kunnen pleiten op de beloften, het verbond, de profetieën en de lange, vermoeiende tijd van wachten, voordat ze vervuld worden, maar het is een prachtig gebruik van een naargeestig feit, wanneer we juist het ongeloof, het bijgeloof en de opstand van de mens kunnen omzetten in een argument voor het ingrijpen van de Here. “Het is tijd voor U, HERE, om te werken: want men heeft Uw wet ontkracht.” Dus zetten we onze zeilen zó dat we gebruik kunnen maken van tegenwind. Wij halen een reden voor genade uit de stank van de ongerechtigheid.
     We zien dat veel mensen nu de inspiratie van de Schrift ontkennen en dat is het ontkrachten van de wet van de Here. Wat voor nut heeft de Bijbel voor ons als het niet onfeilbaar geïnspireerd is door de Heilige Geest? Een dwalende gids is net zo slecht als helemaal geen gids, wanneer één stap tot de ondergang kan leiden. Als we op deze bladzijden niet de woorden van God hebben, is het belang, de autoriteit, het leven en de kracht ervan verdwenen. Toch spreken bepaalde predikanten, ja, predikanten van non-conformistische gemeenten, over de Bijbel alsof deze voor een aanzienlijk deel vol fouten staat en op geen enkele manier betrouwbaar is. Ze spreken over ‘essentiële delen van het Oude Testament’, alsof andere delen terzijde gelegd kunnen worden en sommigen van hen stellen de evangeliën boven de brieven, alsof de ene Geest niet het hele Woord heeft gedicteerd. Het is pijnlijk om godgeleerden de fundamenten van het geloof te horen ondermijnen dat zij geacht worden te prediken. “O Here, wij keren ons af van deze ontrouwe dienaren van U, wenden ons tot Uzelf en roepen: ‘Bewijst U de Schrift, vervult U de beloften en legt U kracht in het onderwijs van het kruis, zodat mensen gedwongen worden te erkennen dat Uw wet niet ongeldig is en dat de Schrift niet kan worden verbroken.’” Dertig jaar of langer geleden zei John Angeli James: “Afval van het geloof was nooit zo subtiel, zo kwetsend en zo plausibel als in de tijd waarin wij leven. Het heeft de lage gebieden van vulgariteit, grofheid en schunnigheid achter zich gelaten en zich verschanst op de verheven hoogten van de kritiek, de taalkunde en ook de wetenschap zelf. Het dringt in angstwekkende mate door in onze populaire literatuur; het heeft zichzelf bekleed met de charmes van poëzie om de publieke opinie te betoveren; het heeft geprobeerd zich te verweven met wetenschap en iemand moet weinig bekend zijn met de opinie in dit land als hij niet weet dat deze wordt omarmd door een groot deel van de beschaafde geest van deze generatie. ‘Het is tijd voor U, HERE, om te werken.’” Deze uitspraak is op dit moment zelfs nog meer waar, want nog steeds “worden er niet veel wijze mannen naar het vlees, niet veel machtigen uitverkoren.” Laten onze gebeden in vurigheid toenemen als we smeken dat ‘filosofie, die ten onrechte zo wordt genoemd’, geen toestemming krijgt om de bronnen van het evangelieonderwijs te vergiftigen.
     Bepaalde stoutmoedige geesten ontkrachten de wet van God op een zeer vreselijke manier door een morele code en een ethisch systeem te onderwijzen dat in strijd is met het Woord van God. Wetten met betrekking tot eigendom worden openlijk aangevallen, alsof de Here nooit had gezegd: ‘Gij zult niet begeren.’ Er wordt aangenomen dat moord geen moord is als het op enorme schaal wordt uitgevoerd. De heilige kuisheid die heiligheid verleent aan gezinsinstellingen wordt misbruikt en er wordt een poging gedaan om de lust te verheffen tot de plaats die alleen toekomt aan echtelijke genegenheid. Er zijn inderdaad smerige pennen die over de huwelijksband durven te schrijven alsof het een keten en een vloek is. Onzedelijke tongen vallen alle wetten aan waardoor het maatschappelijke stelsel bij elkaar wordt gehouden; de zondag wordt belachelijk gemaakt en het eren van ouders wordt als achterhaald beschouwd. In gebedshuizen worden afbeeldingen opgesteld en materiële voorwerpen publiekelijk aanbeden, alsof dit niet ten strengste verboden is door de Here van alles. Als de Here der heerscharen ons niet een klein overblijfsel had nagelaten, zouden we al lang als Sodom geweest zijn en net zo geworden zijn als Gomorra. Politiek gezien waren we nu al over onze nationale Niagara heen gespoeld naar anarchie en gruwel en hadden we in Londen alle verschrikkingen van de Franse Revolutie gezien, als niet de godvruchtigen de massa hadden doorzuurd. Hoe vreselijk moet het zijn geweest om in Parijs te hebben gewoond toen alle fundamenten van de samenleving op drift waren geraakt, toen de godsdienst werd verlaagd tot de aanbidding van de godin van de rede, toen deugd als ondeugd werd beschouwd en ondeugd als deugd! Voordat het zo vreselijk wordt, is het aan ons om tot de Here te roepen: “Het is tijd voor U om te werken.” Het is nu zeker nodig dat de Here Zijn heilige wet rechtvaardigt, wanneer luidruchtige godslasteraars hun Verlosser bekritiseren, hun God afkeuren en voorstellen om de pijler van de samenleving van haar basis af te duwen. Ze ontdoen niet alleen hun eigen leven van moraal, maar ze werken er ook aan om de wet zelf te ontkrachten, opdat niemand er achting voor zal hebben. Zoals Caryl zegt, handelen zij “alsof zij niet alleen tegen de wet zouden zondigen, maar de wet weg zouden zondigen; niet alleen zich zouden onttrekken aan de gehoorzaamheid ervan, maar die uit de wereld verdrijven. Zij zouden de heilige daden van God ontkrachten en herroepen, zodat hun eigen slechte daden niet in twijfel worden getrokken en opdat de wet niet de macht zou hebben om hen te straffen, zullen zij haar de macht ontzeggen om over hen te regeren.”
     Een andere groep van mensen is actief en ijverig in het aanvallen van de wet van God van een andere kant door rituelen te vermenigvuldigen en ceremonies te verheffen tot een plaats die zij nooit zouden moeten innemen. Van hen kan ik voor het grootste deel zeggen: “Vader, vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen.” “Ze hebben ijver voor God, maar zonder kennis.” Zij ontkrachten de wet van God door hun tradities. Omdat ze in alles te bijgelovig zijn, vernietigen ze de aanbidding van God door hun eigenzinnige aanbidding. Ter ondersteuning van hun eigen verzonnen rituelen en ceremoniën geven zij ons interpretaties die het evangelie vertroebelen en dekking bieden voor priesterbedrog, monnikendom, Mariaverering en beeldenaanbidding. Soms worden deze personen Papisten genoemd, andere keren Ritualisten en in veel gevallen is het buitengewoon moeilijk om het kleinste verschil te zien, want het zijn twee appels van dezelfde boom. Bedenk dat het aanbidden van God op een andere manier dan Hij heeft bepaald een zonde is die Zijn wet ontkracht. We dienen God helemaal niet als we ons aanmatigen het op onze eigen manier te doen in plaats van op Zijn manier. Het God aanbieden van “het onbloedige offer van de mis” betekent het onteren van het enige offer van onze Here Jezus. Maria aanbidden betekent de Here God beledigen. Buigen voor een kruisbeeld is afgoderij bedrijven onder het voorwendsel van eerbied. Bijgeloof is een even reële tegenstander van de waarheid als het scepticisme zelf en leidt uiteindelijk tot ongodsdienstigheid. Afgoderij leidt mensen tot atheïsme en bijgeloof brengt hen tot afval. Nu we zien dat het Anglicaanse pausdom ons land bedekt met zijn altaren, kunnen we terecht roepen: “Het is tijd voor U, HERE, om te werken: want zij hebben Uw wet ontkracht.” Smeek God telkens wanneer u rationalisme of ritualisme tegenkomt, dat Hij in genade Zijn hand zal uitstrekken en Zijn zuivere woord de overwinning zal laten behalen.
     Ik zie dat ik over het gedeelte dat voor ons ligt, in mijn “Schatkamer van David” het volgende heb geschreven: “‘Het is tijd voor U, HERE, om te werken: want zij hebben Uw wet ontkracht.’ David was een dienaar en daarom was het altijd zijn tijd om te werken, maar omdat hij gedrongen wordt door de aanblik van het goddeloze gedrag van de mens, ervaart hij dat de hand van zijn Meester nodig is en daarom doet hij een beroep op Hem om de werking van het kwaad tegen te gaan. Mensen ontkrachten de wet van God door te ontkennen dat het Zijn wet is, door geboden en leerstellingen af ​​te kondigen die er tegenin gaan, door traditie daarvoor in de plaats te stellen, of door het gezag van de Wetgever totaal te negeren en te minachten. Wanneer zonde fatsoenlijk wordt, dan wordt een heilige wandel beschouwd als verachtelijk puritanisme en ondeugd omschreven als genot en zo gaat de ijdelheid voorop. O, dat de Koning op Zijn troon een uur lang de ijzeren roede zou hanteren! O, dat er nog een Pinksteren komt met al haar wonderen om de kracht van God aan de tegensprekers te openbaren en hen te laten zien dat er een God in Israël is! Als de mens aan zijn eind is, of door nood of door zonde, is dat een gelegenheid voor God. Toen de aarde woest en ledig was, kwam de Geest en zweefde over de wateren. Zou Hij niet moeten komen als de samenleving terugkeert naar een soortgelijke chaos? Toen Israël in Egypte tot het diepste punt was gedaald en het erop leek dat het verbond nietig zou zijn, verscheen Mozes en verrichtte machtige wonderen; zo kunnen wij ook verwachten dat wanneer de gemeente van God vertrapt wordt en haar boodschap bespot wordt, de hand van de Here wordt uitgestrekt voor de herleving van de godsdienst, de verdediging van de waarheid en de verheerlijking van de Goddelijke naam. De Here kan werken door middel van oordelen die de vestingwerken van de vijand omverwerpen, of door opwekkingen die de muren van Zijn eigen Jeruzalem opbouwen. Hoe hartelijk mogen wij de Here bidden om nieuwe evangelisten op te wekken, om degenen die we al hebben nieuw leven in te blazen, om Zijn hele gemeente in vuur en vlam te zetten en om de wereld aan Zijn voeten te brengen.”
     Zo ziet u, geliefde vrienden, hoe de prominente rol van het kwaad ons kan aansporen te gaan smeken. Elke zonde kan gebruikt worden als een pleitgrond in het gebed. Als we in een juiste gemoedstoestand waren, zouden we elke keer dat we iemand op straat hoorden vloeken, onmiddellijk bidden: ‘Het is tijd voor U, HERE, om te werken; want zij hebben Uw wet ontkracht.’ Elke keer dat we een krant ter hand namen en ons oog op een politiezaak viel, zouden we op dezelfde manier bidden. Elke keer dat we de zonde bij onze naasten of in onze gezinnen zagen, of de werking ervan in onszelf ervaarden, zouden we tot God roepen: “Here, de zonde is aan het werk, weest Gij aan het werk; de zonde verhardt, de zonde verontreinigt; kom Here en werk met alle verzachtende en levendmakende processen van Uw gezegende Geest, met de reinigende kracht van het water en het bloed en doe zo de slechte werking van de wereld, het vlees en de duivel teniet. O Here, plaats kracht tegenover kracht, plaats vuur tegenover vuur en laat Uw Zoon, het zaad van de vrouw, het zaad van de slang aanpakken en al de werken van de duivel vernietigen.”
     Zo ziet u dat goede argumenten voor gebed tussen de stoppels van de zonde bijeengeharkt kunnen worden. Zoals de Groenlanders hun hout door de zee zien aanspoelen, zo moeten wij ook brandstof vinden voor het vuur van onze ijver, dat ons wordt aangevoerd door de onrustige zee van menselijke slechtheid. Broeders, laten we in gebed worstelen met behulp van deze pleitgrond. Laten we, voordat we dat doen, er een lied uit halen en een deel van de twaalfde psalm zingen: 

Here, als de ongerechtigheden toenemen,
En godslastering stoutmoedig wordt,
Wanneer geloof nauwelijks te vinden is,
En de liefde koud wordt,

Haast Uw wagen zich niet voort?
Hebt U dit teken niet gegeven?
Mogen wij niet vertrouwen en niet leven
Van zulk een Goddelijke belofte?

“Ja,” zegt de Here, “nu zal Ik opstaan,
En de onderdrukkers doen vluchten;
Ik zal tot hun verrassing verschijnen,
En Mijn dienaren bevrijden.”

Het Zwaard en de Troffel, juni 1883